5.4 Remmen en botsen

Beweging     Normtempo 5.3&5.4
Boek, campusboekje, laptop en etui op tafel. 
Leerdoelen voor deze les noteren
  • je kunt herkennen en uitleggen wat resp. een eenparige - vertraagde- versnelde - beweging is.
  • je kunt een afstand/tijd en snelheid/tijd diagram aflezen en uitleggen of het over een eenparige - versnelde - vertraagde beweging gaat.
  • je kunt uitleggen wat de remweg is en van welke factoren de remweg afhangt.
  • je kunt uitleggen wat de stopafstand van een auto en hoe die afhangt van reactietijd en remweg.

INSTRUCTIE 5.3
Aan de slag-> fluisterend overleg
INSTRUCTIE 5.4
Aan de slag-> fluisterend overleg
Afsluiten van de les: inleveren van je opdracht!!!!
timer
20:00
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beweging     Normtempo 5.3&5.4
Boek, campusboekje, laptop en etui op tafel. 
Leerdoelen voor deze les noteren
  • je kunt herkennen en uitleggen wat resp. een eenparige - vertraagde- versnelde - beweging is.
  • je kunt een afstand/tijd en snelheid/tijd diagram aflezen en uitleggen of het over een eenparige - versnelde - vertraagde beweging gaat.
  • je kunt uitleggen wat de remweg is en van welke factoren de remweg afhangt.
  • je kunt uitleggen wat de stopafstand van een auto en hoe die afhangt van reactietijd en remweg.

INSTRUCTIE 5.3
Aan de slag-> fluisterend overleg
INSTRUCTIE 5.4
Aan de slag-> fluisterend overleg
Afsluiten van de les: inleveren van je opdracht!!!!
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Hoe haal je je formatieve toets?
Lever je formatieve toets in voor het einde van de les

Volgende week krijg je je gemaakte werk terug en kun je de opdrachten nog aanvullen en verbeteren.

Daarna volgt de jaaraftekening

Slide 2 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over gebied D?
A
De fietser is aan het versnellen.
B
De fietser is gestopt met fietsen.
C
De fietser heeft topsnelheid bereikt.
D
De fietser is aan het afremmen.

Slide 3 - Quizvraag

Bij welk gebied gaat de fietser het snelst?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 4 - Quizvraag

Versnellen
Als je versnelt, neemt de snelheid per tijdseenheid toe.
Dit betekend dat de snelheid van bijvoorbeeld van een paar seconde geleden altijd lager is dan de snelheid in het heden. De afstand-tijdlijn neemt altijd toe.

Slide 5 - Tekstslide

Eenparige beweging
Bij een eenparige beweging houd je altijd dezelfde snelheid aan. De lijn in een afstand-tijdsgrafiek neemt dus gelijk toe.
Gemiddelde snelheid = afstand/tijd

Slide 6 - Tekstslide

Vertraagde beweging
Bij een vertraagde beweging neemt de snelheid af. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat de lijn in een afstand-tijdgrafiek horizontaal blijft liggen. De tijd gaat verder maar de afstand neemt niet toe. 

Slide 7 - Tekstslide

Snelheid, tijd (v,t) diagram

Slide 8 - Tekstslide

Voorkennis 6.3
- Stroboscopische foto
- Afstand-tijd diagram
- Gemiddelde snelheid

Slide 9 - Tekstslide

6.1 Stroboscopische foto
- Het vastleggen van een beweging

Slide 10 - Tekstslide

6.1 Afstand-tijd diagram

Slide 11 - Tekstslide

6.2 Gemiddelde snelheid
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd

- Afstand in meter 
- Tijd in seconde
- Gemiddelde snelheid in meter per seconde


Slide 12 - Tekstslide

6.2 Gemiddelde snelheid
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd              
- afstand in m
- tijd in s
- snelheid in m/s

Omrekenen:    van m/s naar km/h --> x 3,6
                           van km/h naar m/s --> : 3,6

Slide 13 - Tekstslide

6.3 Versnelde beweging
Per seconde wordt een steeds
grotere afstand afgelegd

Slide 14 - Tekstslide

6.3 Eenparige beweging
Per seconde wordt steeds 
dezelfde afstand afgelegd

Slide 15 - Tekstslide

6.3 Vertraagde beweging
Per seconde wordt een steeds 
kleinere afstand afgelegd

Slide 16 - Tekstslide

3 soorten bewegingen
  • De versnelde beweging:
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds groter.
- Elke seconde wordt er meer afstand afgelegd.
  • De eenparige beweging (constant): 
- Bij deze beweging blijft de snelheid constant (gelijk)
- Elke seconde wordt er dezelfde afstand afgelegd.
  • De vertraagde beweging
- Bij deze beweging wordt de snelheid steeds kleiner.
- Elke seconde wordt er minder afstand afgelegd

Slide 17 - Tekstslide

afstand/tijd- en snelheid/tijd-diagrammen
Elke beweging heeft zijn eigen bijpassende grafiek. Aan de grafiek kun je dus al zien om wat voor een beweging het gaat. 

Let goed op als je een grafiek bekijkt of zelf maakt, dat je kijkt naar wat er langs de assen staat: afstand (s) tijd (t) of snelheid (v) tijd (t). 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

versneld
eenparig
vertraagd
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds groter. 
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds kleiner. 
afstand tussen 2 opvolgende foto's steeds even groot. 
kromme lijn wordt steeds stijler.
stijle lijn wordt steeds krommer
lijn is recht

Slide 20 - Sleepvraag

Startopdracht
Pak je Nask schrift, pen en rekenmachine

Slide 21 - Tekstslide

5.3 Formatieve toets
Controle van begrip

Vraag 1
Schets in één afstand,tijd-diagram;
een versnelde beweging (1)
vertraagde beweging (2)
eenparige beweging (3)

Slide 22 - Tekstslide

5.4 De remweg
Als het rempedaal van een auto wordt ingetrapt, neemt de snelheid af. Tijdens het remmen legt de auto nog wel een bepaalde afstand af. deze afstand wordt de remweg genoemd. Hoe langer de remweg, des te groter is de kans op een ongeluk. 


Slide 23 - Tekstslide

5.4 De remweg
Hoe lang de remweg is, hangt af van: 
1. De beginsnelheid. 
Is de snelheid op het moment dat de auto begint te remmen. (hoe groter de beginsnelheid, des te langer de remweg). 
2. De (totale) massa van de auto. 
Hoe groter de massa van een auto, des te langer de remweg. (een volle vrachtwagen heeft een langere remweg dan een lege). 
3. De remkracht. 
Hoe harder je op het rempedaal trapt, des te groter wordt de remkracht en des te korter de de remweg. ( maar niet te hard op de rem trappen -> slippen)

Slide 24 - Tekstslide

5.4 De beginsnelheid en de remweg
De gegevens zijn afkomstig van verschillende 
remproeven. Hierbij wordt steeds dezelfde auto 
gebruikt. Ook is er steeds even hard geremd. 
Alleen de beginsnelheid was telkens anders. 

Je ziet dat de remweg snek toeneemt als het 
gaspedaal iets verder wordt ingedrukt. Daarom is 
het belangrijk dat automobilisten een veilige
snelheid aanhouden.

Deze tabel geldt voor goede remmen, en banden een normaal wegdek en droog weer. 

Slide 25 - Tekstslide

5.4 De massa en de remweg
Hoe zwaarder een auto beladen is, hoe langer de remweg.

Slide 26 - Tekstslide

5.4 Het wegdek en het weer
Als de remmen versleten zijn of het wegdek glad is door sneeuw of ijzel, kan de bestuurder minder hard remmen. De remkracht is dan kleiner en de remweg langer, soms zelfs veel langer. Zie onderstaand figuur.

Slide 27 - Tekstslide

Reactietijd: De tijd tussen zien en reageren wordt de reactietijd genoemd (tussen 0,7 en 1,0 seconde)

Slide 28 - Tekstslide

5.4 De reactietijd en reactieafstand
Reactietijd wordt langer als je:
  • niet oplet
  • vermoeid bent
  • alcohol, drugs of ander medicijnen gebruikt.

De afstand die de auto tijdens de reactietijd aflegt
noem je de reactie afstand. 


Slide 29 - Tekstslide

Reactieafstand, remweg en stopafstand

Slide 30 - Tekstslide

Reactieafstand en stopafstand
Reactieafstand = snelheid x reactietijd.
Stopafstand = reactieafstand + remweg. 

Slide 31 - Tekstslide

Begrippen 5.4
Reactieafstand: Afstand die een voertuig aflegt tijdens de reactietijd.
Reactietijd: Tijd tussen zien en reageren
Remweg: Afstand die een voertuig tijdens het remmen aflegt.
Stopafstand: Totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen.
Formules:
Reactieafstand = snelheid x reactietijd.
Stopafstand = reactieafstand + remweg. 

Slide 32 - Tekstslide

5.4 De reactieafstand en stopafstand
formule = reactie afstand = snelheid x reactietijd. 
formule =  stopafstand = reactie afstand + remweg. 

Slide 33 - Tekstslide

Begrippen 5.4
Reactieafstand: Afstand die een voertuig aflegt tijdens de reactietijd.
Reactietijd: Tijd tussen het zien van het gevaar en het aanslaan van de remmen.
Remweg: Afstand die een voertuig tijdens het remmen aflegt.
Stopafstand: Totale afstand die een auto nodig heeft om tot stilstand te komen.

Slide 34 - Tekstslide

1) Wat is de formule voor de stopafstand?

Slide 35 - Open vraag

1) Wat is de formule voor de stopafstand?

Slide 36 - Open vraag

a De afstand is gelijk tussen de druppels.
b  Geg: s = 20 m
t = 5 s ( 5 x 1 s, de eerste stip niet meetellen !)
Gevr: vgem

Opl; vgem = s/t 
vgem = 20/5 = 4 m/s
Vraag 3

Slide 37 - Tekstslide

a stil voor stoplicht
b eenparig 4 m/s
c remt af voor stoplicht
d stapt op de fiets
e eenparig 6 m/s
f rijdt weg groen stoplicht
g arriveert op school

Slide 38 - Tekstslide

a stil voor stoplicht
b eenparig 4 m/s
c remt af voor stoplicht
d stapt op de fiets
e eenparig 6 m/s
f rijdt weg groen stoplicht
g arriveert op school

Slide 39 - Tekstslide

Vraag 2
Justine rijdt met een snelheid van 45 km/h als zij moet remmen voor een overstekende hond. Haar reactietijd is 0,8 s.
De remweg van haar auto onder deze omstandigheden is 12 m.
Hoe groot is haar stopafstand?
Tip: Reken eerst de reactieafstand uit. 

Slide 40 - Tekstslide

Vraag 2
Justine rijdt met een snelheid van 45 km/h als zij moet remmen voor een overstekende hond. Haar reactietijd is 0,8 s.De remweg van haar auto onder deze omstandigheden is 12 m.
Hoe groot is haar stopafstand?

Gegeven: snelheid 45 km/h = 45 : 3,6 = 12,5 m/s  reactietijd = o,8 s 
Gevraagd: reactieafstand
Formule: reactieafstand = reactietijd x snelheid
Berekening: reactieafstand = 0,8 x 12,5
Antwoord: reactiefafstand = 10 m
Stopafstand = reactieafstand + remweg
stopafstand = 10m +  12 m = 22 m

Slide 41 - Tekstslide

Hoe haal je je formatieve toets?
Lever je formatieve toets in voor het einde van de les

Volgende week krijg je je gemaakte werk terug en kun je de opdrachten nog aanvullen en verbeteren.

Daarna volgt de jaaraftekening

Slide 42 - Tekstslide

Zelf aan het werk
5 minuten in stilte (geen vragen), daarna fluisteren
Nodig: tekstboek, pen, papier, geo, rekenmachine
Havo: blz 192 vraag 25, 27, 30, 31, 32
Mavo: blz 182 vraag 26, 28, 29, 30, 31
Klaar? Ga aan de slag met de kennen/kunnen lijst
Geef een omschrijving van  alle begrippen (kennen) tot en met 6.3. En controleer of je de kunnen lijst beheerst.

timer
5:00

Slide 43 - Tekstslide