FLEX - A2 - 1: Toetsstrategien

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Leerdoelen van vandaag

• Ik weet dat er vier soorten vragen zijn
• Ik kan bij iedere vraag soort aangeven hoe ik daar het beste op kan antwoorden
• Ik weet bij iedere vraagsoort hoe ik daar het beste voor kan leren. 

Ik denk / weet dat ik mijn laatste toets geschiedenis goed gedaan heb.

Ik had mijn laatste toets geschiedenis goed geleerd.

Ik had mijn laatste toets geschiedenis op een goede manier geleerd.

Ik had geoefend voor mijn toets.

Hoe leer je?

• Lees de tekst globaal door
  
• Scheid de hoofd- en bijzaken
  
• Leer de begrippen en jaartallen (juiste volgorde)
  
• Schrijf een samenvatting of maak een tijdlijn
  
• Kijk goed naar de bronnen
  
• Zoek aanvullend beeldmateriaal

4 soorten vragen

Bedenk eens een vraag...

Reproductie

• iets geleerd en letterlijk zo gevraagd. 
• bijvoorbeeld: 

                                      Zitten er vaak niet zo veel in

                                      Vaak aan het begin en einde van een toets

                                      Weinig punten waard

                                       Puur leerwerk

  

Reproductie

• iets geleerd en letterlijk zo gevraagd. 
• bijvoorbeeld: In welk eeuw was de Gouden Eeuw?

                                      Zitten er vaak niet zo veel in

                                      Vaak aan het begin en einde van een toets

                                      Weinig punten waard

                                       Puur leerwerk

  

Leren: ++

Oefenen: -

Dit soort vragen is een kwestie van leren (bv. 

begrippen en jaartallen)

Toepassing 1

• Iets dat je geleerd / geoefend hebt net anders terug vragen.
• Bijvoorbeeld: 

Zitten er maar weinig van in. 

Puur leerwerk

Toepassing 1

• Iets dat je geleerd / geoefend hebt net anders terug vragen.
• Bijvoorbeeld: Welk woordje hoort niet bij het begrip?

Zitten er maar weinig van in. 

Puur leerwerk

Leren: ++

Maken: +/-

Dit soort vragen moet je vooral leren. Zonder leren 

lukt het niet. Maar je moet ze ook wel een keer 

gezien hebben. 

Toepassing 2

• Dat wat je geleerd hebt op iets (anders) toepassen.
• Bijvoorbeeld: 

                                              Zitten er het meeste in. 

                                              Heeft vaak te maken met verbanden 

                                              Moet je vooral oefenen. 

Toepassing 2

• Dat wat je geleerd hebt op iets (anders) toepassen.
• Bijvoorbeeld: Waarom zie je dit begrip in deze bron?

                                              Zitten er het meeste in. 

                                              Heeft vaak te maken met verbanden 

                                              Moet je vooral oefenen. 

Leren:+

Maken: ++

Om deze vragen te kunnen maken moet je de kennis hebben. Maar het is ook echt een kwestie van oefenen. 

Inzicht

• Iets waar je nog nooit van gehoord hebt, oplossen met dat wat je wel weet.
• Bijvoorbeeld: 

Zitten er weinig van in.

Wel veel punten waard. 

Kun je alleen maar oefenen.

Inzicht

• Iets waar je nog nooit van gehoord hebt, oplossen met dat wat je wel weet.
• Bijvoorbeeld: Een vergelijking tussen twee tijdperken. 

Zitten er weinig van in.

Wel veel punten waard. 

Kun je alleen maar oefenen.

Leren: +

Maken: +++

Deze vragen kun je niet leren (alleen de stof). 

Maar je moet je gemaakt hebben om te oefenen.

Des te meer je ze maakt, des te beter je er in 

wordt. 

Conclusie

Schrijf twee dingen op die je volgende keer week gaat doen!

Schrijf twee dingen op die je volgende keer anders kan doen.