Spanning, stroomsterkte en vermogen
Je legt je vinger op 'P' (het vermogen).
Je kunt de rekenregel gebruiken: vermogen (P) = spanning (U) x stroomsterkte
Je legt je vinger op 'U' (de spanning).
Je kunt de rekenregel gebruiken: spanning (U) = vermogen (P) : stroomsterkte (I)
Je legt je vinger op 'I' (de stroomsterkte).
Je kunt de rekenregel gebruiken: Stroomsterkte (I) = vermogen (P) : spanning (U)