Verder met extra opdracht 1 van 1.1-korte zakelijke brief
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2
In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat gaan we doen vandaag?
Herhalen inleiding, middenstuk en slot
Bespreken van verslag en notulen
Klassikaal extra opdracht 1 van 2.4
Verder met extra opdracht 1 van 1.1-korte zakelijke brief
Slide 1 - Tekstslide
Wat zet je in een inleiding?
A
Waarom je de tekst schrijft (de aanleiding)
B
Wat het probleem is
(als dat er is)
C
Wat je in de tekst gaat schrijven
D
Alledrie
Slide 2 - Quizvraag
Wat is 'de lay-out' van een tekst?
A
De titel van een tekst.
B
De opmaak van een tekst
C
De eerste alinea van een tekst.
D
De inleiding van een tekst
Slide 3 - Quizvraag
Wat staat er in het slot?
A
Het onderwerp wordt verder uitgewerkt.
B
Samenvatting of conclusie
C
De aanleiding voor het schrijven van de tekst.
Slide 4 - Quizvraag
Verslag
In een verslag beschrijf je nauwkeurig wat je gezien, gedaan of besproken hebt.
Denk bijvoorbeeld aan een verslag van een sportwedstrijd, van je stage of van een gesprek tijdens je werk. Een verslag is zakelijk, duidelijk en volledig.
Schrijf dus niet: ‘Ik zal het eerst even hebben over de kas waarin ik een tijdje heb gewerkt’, maar: ‘Twee van de vijf weken heb ik in de kas gewerkt.’ Je verslag moet achteraf goed te begrijpen zijn, ook voor anderen.
Slide 5 - Tekstslide
Werkverslag
In een werkverslag (overdracht) noem je vaak alleen de punten die van belang zijn voor de collega die het werk van je overneemt.
In een verslag geef je soms ook je mening. Afhankelijk van de opdracht doe je dat in het hele verslag of alleen aan het eind. Ook je mening schrijf je zakelijk en duidelijk op
Slide 6 - Tekstslide
Notulen
Het verslag van een vergadering noem je de notulen. De persoon die het verslag schrijft, heet de notulist. Tijdens de vergadering maakt de notulist aantekeningen, die hij later uitwerkt tot een complete tekst en naar de deelnemers stuurt.
Slide 7 - Tekstslide
Notulen
Notulen bevatten meestal deze onderdelen:
de soort vergadering (bijvoorbeeld: afdelingsoverleg of personeelsvergadering)
datum
namen van de aanwezigen (en van de afwezigen die ook waren uitgenodigd)
agenda
samenvatting van wat per agendapunt besproken is
afspraken
eventueel: datum van de volgende bijeenkomst
Slide 8 - Tekstslide
Wat beschrijf je in een verslag?
A
Achtergrond informatie over een bepaald onderwerp.
B
Je mening om anderen te overtuigen.
C
Een activiteit of gebeurtenis.
D
Een opsomming van een paar belangrijke punten.
Slide 9 - Quizvraag
In welke alinea schrijf je bij een verslag waar het verslag over gaat?
A
1e alinea inleiding
B
2e alinea kern
C
3e alinea kern
D
4e alinea slot
Slide 10 - Quizvraag
Wat zijn notulen?
A
Een plan voor een vergadering
B
Aantekeningen van een vergadering
C
Een map met daarin alle aangeleverde stukken
Slide 11 - Quizvraag
Waarom worden er notulen gemaakt voor een vergadering?
A
Dit zorgt voor structuur tijdens een vergadering.
B
Dit is een verslaglegging voor mensen die niet aanwezig zijn.
C
Dit biedt aandachtpunten voor de catering.
D
Dan kan er een lijst gemaakt worden met aanwezige deelnemers.
Slide 12 - Quizvraag
Welk hoofddoel hebben notulen van een vergadering?
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
activeren/overhalen
Slide 13 - Quizvraag
Besluitenlijst
In plaats van notulen wordt ook wel alleen een besluitenlijst rondgestuurd. Hierin staan alleen de besluiten en afspraken die gemaakt zijn.