23. Februar/K4 Veranstaltungen/Lesen/Wortschatz/Grammatik

Startaufgabe
Kijk naar het plaatje
rechts hoe je woorden 
kunt maken.
Bedenk op deze manier     
nog drie woorden.

Du darfst keine Fragen stellen
Benutze die Methode                 




timer
5:00
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Startaufgabe
Kijk naar het plaatje
rechts hoe je woorden 
kunt maken.
Bedenk op deze manier     
nog drie woorden.

Du darfst keine Fragen stellen
Benutze die Methode                 




timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les
  • kun je werken met het naamvallenschema

  • Kun je een eenvoudige tekst over 'Veranstaltungen' begrijpen

Slide 2 - Tekstslide

Wie?
- einen Text lesen und Aufgaben machen
- einen Video ansehen
- mit dem 'naamvallenschema' arbeiten
- Spiel 

Slide 3 - Tekstslide

Idiomspiel
Zuerst: 5 Minuten Wortschatz lernen N-D bis zum
'een uitstapje maken'
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Idiomspiel
- Drei Gruppen: Mauer - Mitte - Fenstergruppe
- er volgt een beschrijving van een woord in het Duits
- een persoon uit de groep heeft de beurt
- wat is het Duitse woord met juiste lidwoord!
- persoon weet het niet? Dan de hele groep.
Groep weet het niet? Volgende groep

Puntentelling

Persoon weet het woord (mag niet overlegd worden): 2 p
Persoon wil overleggen met 
groep: 1 p
Groep weet het niet, door naar volgende groep voor 0,5 punt.
Tweede groep heeft de beurt.


Slide 5 - Tekstslide

Hier geht man rein, wenn man zum Beispiel ins Theater geht

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Es passiert draußen, man ist verkleidet, man geht durch die Straßen und hat bunte Vehikel gemacht.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Man geht ins Kino um sich etwas anzuschauen.
Was schaut man sich an?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Man braucht ein Handy oder eine Camera.
Man legt eine Erinnerung fest.
Manche machen das beruflich.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Es gibt dann keine Schule.
Man kann ausschlafen oder einen Ausflug machen.

Slide 14 - Tekstslide

Samstag und Sonntag

Slide 15 - Tekstslide

Hier geht man nicht rein, sondern raus

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Schaut euch das Video an
Was: Notiere folgende Wörter in deinem Heft:
 interesseren - ik ben benieuwd - plaatsvinden - de kaartverkoop - het kaartje - stoelkaarten - staanplaats(en) - het podium - € 290 - betalen - abonneren - gezond - beterschap
Notiere die Deutsche Übersetzung während des Sehens.


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

- interesseren - interessieren
- ik ben benieuwd - ich bin gespannt
- plaatsvinden - stattfinden
- de kaartverkoop - der Ticketverkauf
- het kaartje - der Ticket
- stoelkaarten - Stuhltickets
- staanplaats(en) - Stehplätze
- het podium - die Bühne
- € 290 - zweihundertneunzig Euro
- betalen - bezahlen
- abonneren - abonnieren
- gezond - gesund
- beterschap - gute Besserung

Slide 20 - Tekstslide

Het naamvallenschema
Zeigt bitte euer Schemas.
Hat es geklappt?

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Samenvoegingen: Notiere
im: in dem
am: an dem
zum: zu dem
zur: zu der
beim: bei dem
vom: von dem
aufs: auf das
ans: an das

Slide 23 - Tekstslide

Auftrag
Was?  Bekijk de tekst rechts en
noteer alle Dativ en Akkusativ vormen en beargumenteer.
Vertaal de tekst.
Mit wem? zu zweit
Mithilfe: je naamvallenschema
                       Ergebnis? 6 vormen


Ich bin vor einem Monat in diese Stadt gezogen, um zu studieren.

Ich wohne zusammen mit drei anderen Mädchen in einer Wohngemeinschaft. Unsere Wohnung ist nicht weit von der Universität entfernt, ich muss nur drei Stationen mit der U-Bahn fahren.
timer
5:00

Slide 24 - Tekstslide

Ich bin vor einem Monat in diese Stadt gezogen, um zu studieren. Ich wohne zusammen mit drei mit drei anderen Mädchen in einer Wohngemeinschaft. Unsere Wohnung ist nicht weit von der Universität entfernt, ich muss nur drei Stationen mit der U-Bahn fahren.
vor einem Monat: Dativ - vaste uitdrukking (een maand geleden)
diese Stadt: Akksuativ (voorzetsel)
drei anderen Mädchen: Dativ (voorzetsel mit)
einer Wohngemeinschaft: Dativ (voorzetsel)
der Universität: Dativ (voorzetsel mit)
der U-Bahn fahren: Dativ (voorzetsel mit)

Slide 25 - Tekstslide

Mache Aufgabe 19 (K4)
Wie? Alleine
oder zu zweit
Wo? Im Buch oder online
Hilfsmittel: Grammatik E
Wie lange? 5 Minuten
Ergebnis: >70%

Slide 26 - Tekstslide

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
Ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 27 - Quizvraag

An die Arbeit
Ihr könnt wählen aus:
- slim stampen
- Hören: die Aufgaben zu A und C machen
-Grammatik: die Aufgaben zu E Grammatik machen
Lesen: die Aufgabe zu D Lesen machen

Mit wem?
selbständig oder zu zweit
Hilfsmittel: Buch, Internet
Wie lange?
Bis Ende der Stunde
Ergebnis: >70%


Slide 28 - Tekstslide