15. März 2023/K4 Veranstaltungen/Lesen/Wortschatz/Grammatik

Startaufgabe
Kijk naar het plaatje
rechts hoe je woorden 
kunt maken.
Bedenk op deze manier     
nog twee woorden.

Du darfst keine Fragen stellen
Benutze die Methode                 




timer
3:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startaufgabe
Kijk naar het plaatje
rechts hoe je woorden 
kunt maken.
Bedenk op deze manier     
nog twee woorden.

Du darfst keine Fragen stellen
Benutze die Methode                 




timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Die Hausaufgaben für heute

Gelernt:
  • Lernliste N-D: bis zu 'de training’
  • Lernliste D-N Teil A und C
  • Modalverben können und müssen im Präsens (t.t)
Leerdoelen voor de taaltoets op 5 april:

  • Je kunt de Modalverben: können, müssen, dürfen, wollen, wissen in de tegenwoordige tijd vervoegen (im Präsens).
  • Je kunt het persoonlijk voornaamwoord, met behulp van het naamvallenschema in de Nominativ, Dativ en Akkusativ herkennen en toepassen. (Kapitel 2, Grammatik E)
  • Je kunt de Ein- en Dergruppe, met behulp van het naamvallenschema in de Nominativ, Dativ en Akkusativ herkennen en toepassen (Kapitel 4, Grammatik E)

Slide 2 - Tekstslide

Gelernt?

Übersetze:
Ik kan: ..............
jullie kunnen: .................


Übersetze:
jij moet: .............
hij moet: ...............

Slide 3 - Tekstslide

Lösung

Ik kan:.................
jullie kunnen: ..................
jij moet: .................
hij moet: .................


Ich kann (klinkerwisseling ev)
ihr könnt 
du mußt (klinkerwisseling ev)
er muß (klinkerwisseling ev)

Slide 4 - Tekstslide

Aan het einde van de les
  • kun je vormen herkennen m.b.v. het naamvallenschema

  • Kun je een woord raden d.m.v. een omschrijving

Slide 5 - Tekstslide

Wie?
- Idiomspiel 
- mit dem 'naamvallenschema' arbeiten
- selbständig arbeiten

Slide 6 - Tekstslide

Idiomspiel
Zuerst: 5 Minuten Wortschatz lernen N-D bis zum
'een uitstapje maken'
timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Idiomspiel
- Drei Gruppen: Mauer - Mitte - Fenstergruppe
- er volgt een beschrijving van een woord in het Duits
- een persoon uit de groep heeft de beurt
- wat is het Duitse woord met juiste lidwoord!
- persoon weet het niet? Dan de hele groep.
Groep weet het niet? Volgende groep

Puntentelling

Persoon weet het woord (mag niet overlegd worden): 2 p
Persoon wil overleggen met 
groep: 1 p
Groep weet het niet, door naar volgende groep voor 0,5 punt.
Tweede groep heeft de beurt.


Slide 8 - Tekstslide

Wir suchen: een zelfstandig naamwoord
Hier geht man rein, wenn man zum Beispiel ins Theater geht

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Wir suchen: een zelfstandig naamwoord
Es passiert draußen, man ist verkleidet, man geht durch die Straßen und hat bunte Vehikel gemacht.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wir suchen: een zelfstandig naamwoord
Man geht ins Kino um sich etwas anzuschauen.
Was schaut man sich an?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wir suchen: een werkwoord
Man braucht ein Handy oder eine Camera.
Man legt eine Erinnerung fest.
Manche machen das beruflich.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wir suchen: één woord voor twee dagen
Es gibt dann keinen Unterricht.
Man kann ausschlafen oder einen Ausflug machen.

Slide 17 - Tekstslide

Samstag und Sonntag

Slide 18 - Tekstslide

Wir suchen: een zelfstandig naamwoord
Hier geht man nicht rein, sondern raus

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Samenvoegingen: Notiere
im: in dem
am: an dem
zum: zu dem
zur: zu der
beim: bei dem
vom: von dem
aufs: auf das
ans: an das

Slide 21 - Tekstslide

Auftrag
Was?  Bekijk de tekst rechts en
bepaal de vorm van de onderstreepte zinsdelen.  Beargumenteer.
Mit wem? zu zweit
Mithilfe: je naamvallenschema
                       Ergebnis? 5 vormen


Ich bin vor einem Monat (m) in diese Stadt (v) gezogen, um zu studieren.

Ich wohne zusammen mit drei anderen Mädchen in einer Wohngemeinschaft (v). Unsere Wohnung ist nicht weit von der Universität (die) entfernt, ich muss nur drei Stationen mit der U-Bahn (v) fahren.
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Ich bin vor einem Monat in diese Stadt gezogen, um zu studieren. Ich wohne zusammen mit drei mit drei anderen Mädchen in einer Wohngemeinschaft. Unsere Wohnung ist nicht weit von der Universität entfernt, ich muss nur drei Stationen mit der U-Bahn fahren.
1 vor einem Monat: Dativ - vaste uitdrukking (een maand geleden)
2 anderen Mädchen: Dativ (voorzetsel mit)
3 Unsere Wohnung: Nominativ
4 der Universität: Dativ (voorzetsel mit)
5 der U-Bahn: Dativ (voorzetsel mit)

Slide 23 - Tekstslide

Welk antwoord is op jou van toepassing?
A
Ik snap het nog niet (en heb nog uitleg nodig)
B
Ik begin het te snappen (en moet vooral veel gaan oefenen)
C
Ik snap het (en kan alleen aan de slag)
D
Ik snap het (en kan het anderen uitleggen

Slide 24 - Quizvraag

Evaluation
Welche drei Wörter hast du heute gelernt?

Slide 25 - Tekstslide

An die Arbeit
Wähle aus:

1. die Aufgaben zu Grammatik E (K4)
2. die Aufgaben zu den Modalverben (auf Papier)
3. Text: ein Wochenende in Bern (auf Papier)
4. Aufgabe zu Theater und Konzerte (Its_bronnen)
5. Wortschatz oder 'slim stampen'


Wie? Allein und zu zweit überlegen.
Hilfsmittel: 

zu 1_ Online Methode/Buch
zu 2_ Online Methode/Buch

zu 3_ uitmuntend.de/Wörterbuch

zu 4_uitmuntend.de/Wörterbuch

zu 5_Lernliste 


Slide 26 - Tekstslide

Die Hausaufgaben für Freitag
Gelernt:
Lernliste N-D: bis zu 'reserveren’
Lernliste D-N Teil A, C und D
Grammatik E Teil A
Modalverben können, müssen, dürfen im Präsens (t.t)

Slide 27 - Tekstslide