P3 les 1 schrijven 2F

P3 les 1 schrijven 2F
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

P3 les 1 schrijven 2F

Slide 1 - Tekstslide

Planning
deze week: 10-11 maart
volgende week: 17 (vrij)-18 maart
week 3: 24-25 maart
week 4: 31 maart: examen schrijven! 

Slide 2 - Tekstslide

Nederlands examen 2F
laptop! 
papieren woordenboek mag je meenemen.
5-7 opdrachten
deel je tijd goed in!

Slide 3 - Tekstslide

Examenduur: 60 minuten
* Zorg dat je alle opdrachten volledig maakt, minimaal 80%
* Let op: spelling, zinsbouw en interpunctie
* Samenhang, verbindingswoorden
* Doel 
* Afstemming op publiek, 
* Woordgebruik, GEEN straattaal/ afkortingen gebruiken.
* Leesbaarheid

Slide 4 - Tekstslide

Slide 

Slide 5 - Tekstslide

Welke 2F schrijfopdrachten zou je kunnen krijgen?
Korte teksten:                   1. Memo
                                                 2. Advertentie
                                                 3. Recensie op website
                                                 4. Bericht op website
                                                 5. Formulier invullen. 
Lange teksten:                  6. brief (zakelijk/ motivatie)
                                                  7. Artikel
                                                  8. Verslag
                                                  9. E-mail

Slide 6 - Tekstslide

Lees de opdracht en bedenk
Wat moet ik schrijven? (tekstsoort)
Waarom schrijf ik? Wat wil ik bereiken? (tekstdoel)
Voor wie schrijf ik dit? (doelgroep)

Slide 7 - Tekstslide

Controleer je tekst aan de hand van deze vragen!

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijke punten
Houd je aan de volgorde van de opdracht.
Als je twee redenen moet geven, geef er dan ook twee. Niet één of drie.
Controleer op het eind alles op hoofdletters en leestekens.
samenhang (signaalwoorden, inleiding, kern, slot)

Slide 9 - Tekstslide

Belangrijke punten!
Als je naar iemand schrijft, gebruik je een aanhef en een afsluiting.
Schrijf je een tekst (artikel/verslag/advertentie/memo), begin dan met een titel.

Denk aan de alinea's: inleiding - kern - slot!

Slide 10 - Tekstslide

Beoordeling

Het beoordelingsmodel doorloopt de volgende stappen:

1. Eerst wordt beoordeeld of je tekst leesbaar is.
2. Dan wordt er gekeken of je genoeg hebt geschreven en of je aan de opdracht hebt voldaan.
3. Als stap 1 en 2 als ‘voldoende’ worden beoordeeld, wordt jouw schrijfexamen nagekeken.

Slide 11 - Tekstslide

Beoordeling
• Opdrachtspecifieke kenmerken – Zijn alle onderdelen uit de opdracht aan bod gekomen?
Samenhang – Gebruik je signaalwoorden, is er in je tekst sprake van een inleiding, kern en slot, heb je duidelijk alinea’s aangegeven?
Afstemming op doel – Heb je goed aangestuurd op je schrijfdoel?
• Afstemming op publiek – Heb je de toon van je tekst afgestemd op je lezer(s)?
Woordgebruik en woordenschat – Varieer je in de woorden die je gebruikt?
Spelling, leestekens en grammatica – Is je grammatica redelijk goed?
• Leesbaarheid – Heb je een heldere structuur en lay-out toegepast?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Wat zijn korte teksten?
1. Memo
2. Advertentie
3. Recensie
4. Bericht op website
5. formulier invullen/ instructie (stappenplan)

Slide 14 - Tekstslide

1. memo: Wat is een memo?
A
een citaat
B
een instructie met afbeeldingen
C
een herinneringsbriefje
D
een instructie zonder plaatjes

Slide 15 - Quizvraag

Waar let je op bij het schrijven van een memo?
A
Je schrijft hele zinnen en noteert alleen hoofdzaken.
B
Je schrijft zo kort mogelijk, maar houdt de tekst wel duidelijk.
C
Dat de ander de belangrijkste gegevens ook noteert.
D
Je schrijft goede zinnen en let op hoofd- en bijzaken.

Slide 16 - Quizvraag

2. Advertentie: Een advertentie heeft als doel verkopen, dus....
A
wees eerlijk, want eerlijk duurt het langst.
B
lieg, overdrijf, maar houd je aan de opdracht.
C
voeg je een tekening of afbeelding toe.

Slide 17 - Quizvraag

2. advertentie:
beschrijf altijd:
-titel: duidelijk welk product  
- alle kenmerken van het product 
- de staat (nieuw, gebruikt, beschadigingen)
- bijzonderheden; extra's.
- prijs
- op welke manier kunnen kopers reageren? contactgegevens! 
- waarom verkoop je dit product (opdracht: geen kletsverhaal/ onzin)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

3. Recensie
Kenmerken
- Bevat een mening/meningen
- Mening of meningen zijn onderbouwd
- Eindig met een beoordeling (positief/negatief)

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

5. Formulier invullen
Belangrijk
- Geef alleen antwoord op de vraag in het formulier
- Antwoord in volledige zinnen. Herhaal een deel van de vraag om met een goede zin te beginnen.
- Let op gebruik van hoofdletters waar dat nodig is.
- Gebruik ook interpunctie, zoals komma's en punten.
- Wees formeel in je taal.


Slide 25 - Tekstslide

Een instructie...
A
begint vaak met een nummering en werkwoorden.
B
moet je meerdere keren uitproberen.
C
is een informatieve tekst met betogende elementen.
D
is altijd noodzakelijk.

Slide 26 - Quizvraag

Een formulier op je examen...
A
komt niet voor.
B
is lekker makkelijk.
C
vul je in voor zover dat mogelijk is.
D
vul je volledig in, al moet je de hele boel bij elkaar fantaseren.

Slide 27 - Quizvraag

Wat zijn lange teksten?
6. Brief (zakelijk/motivatie/ uitnodiging)
7. Artikel
8. Verslag 
9. E-mail

Slide 28 - Tekstslide

6. Persoonlijke brief

- je schrijft naar een bekende

- datering

- elke aanhef is goed

- doel mag onduidelijk zijn

- indelen in alinea's

- informeel taalgebruik

- naam eronder

6. Zakelijke brief

- Geachte heer, mevrouw,

of: Geachte meneer De Vries

-Richt je op doel en publiek

- afsluiting 

- inleiding, kern, slot

- formeel taalgebruik

- handtekening en naam

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Slide 33 - Tekstslide

Sleep de onderdelen van de brief in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
7
8
Adresgegevens van de geadresseerde.
Adresgegevens van de schrijver
Plaats, datum
Aanhef
Inleiding
Middenstuk/kern
Slot
Slotformule / naam

Slide 34 - Sleepvraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

7. artikel Wat zijn de belangrijkste punten bij een artikel?
A
een titel en dat je alles uit de opdracht beschrijft
B
dat je geen fouten maakt
C
een titel en het slot
D
een titel en witregels

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Video

8. Verslag
  • Titel / inleiding / kern / slot
  • Doel: informeren
  • Logische/chronologische volgorde
  • Interessant of leuk om te lezen (niet alle feiten hoeven erin te staan)
  • Wie is je publiek?

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Wat zijn de 5W+H-vragen?
A
wanneer, waarheen, waartoe, welke, waarom en hoezo
B
wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe
C
want, wat, wie, waarom, welke en hoe laat
D
voor wie, met wie, wanneer, waar naartoe, met wat, hoe

Slide 41 - Quizvraag

Controleer je tekst aan de hand van deze vragen!

Slide 42 - Tekstslide

9. email

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Video

En verder.....
  • Voer de opdrachten exact uit.
  • Iedere zin heeft een hoofdletter en een punt.
  • Schrijf korte zinnen.

Slide 45 - Tekstslide

oefenen!
Oefenen is belangrijk: tekstsoorten met verschillende doelen, bijv; artikel om te informeren of amuseren, memo met een instructie, mail om te overtuigen. 
Kijk youtube-filmpjes: zie vorige bladzijdes.
bekijk verschillende teksten (en de verschillen); verschil tussen memo, brief en verslag. 

Slide 46 - Tekstslide

Laatste check!~
klaar? check elke opdracht: 
1.  Overzicht alle gegevens die in je opdracht moeten zitten!
2. Klopt de lay-out!? Samenhang? Zinsbouw?
3. Lees al je tekst nog een keer: Hoofdletters (begin zin, namen)? leestekens (,.?!) Spelfout
4.  En nog een keer lezen! 

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Wat onthoud je van deze les?

Slide 49 - Open vraag