Les 03 - Formuleren hoofdstuk 3

Verwijswoorden
Formuleren hoofdstuk 3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verwijswoorden
Formuleren hoofdstuk 3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van deze les:
- waarom en wanneer je verwijswoorden gebruikt;
- hoe je verwijswoorden op de juiste manier gebruilt.

Slide 2 - Tekstslide

Gebruik verwijswoorden
Verwijswoorden worden gebruikt om zinnen 'vlotter' te laten verlopen. Als bepaalde woorden in een tekst in korte tijd te vaak achter elkaar worden gebruikt, dan wordt de tekst al snel saai. Om te bepalen welke verwijswoorden we moeten gebruikten, kijken we voornamelijk naar het getal en het geslacht van een woord.

Slide 3 - Tekstslide

Verwijzen
Naar zelfstandige naamwoorden
verwijs je met
en
in het enkelvoud, mannelijk
hij, hem, zijn
deze, die
in het enkelvoud, vrouwelijk
zij, ze, haar
deze, die
in het enkelvoud, onzijdig
het, zijn
dit, dat
in het meervoud
zij, ze, hen, hun
deze, die

Slide 4 - Tekstslide

Mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?
'Het-woorden' zijn altijd onzijdig.

'De-woorden zijn over het algemeen mannelijk, tenzij ze eindigen op -heid, -nis, -ing, -st, -schap, -te, -de, -ie, -ij, -iek, -theek, -teit en –uur. Als dit het geval is, dan zijn ze vrouwelijk.

De overige woorden zijn over het algemeen mannelijk, tenzij duidelijk wordt dat het om een vrouwelijk persoon of dier gaat.

Slide 5 - Tekstslide

Hen of hun en wat
Het woordje hen gebruik je als je te maken hebt met een lijdend voorwerp of na een voorzetsel.
Het woordje hun gebruik je als je te maken hebt met een meewerkend voorwerp tenzij er een voorzetsel voor staat.

Met het woord wat verwijzen we naar:
- een hele zin
;
- een onbepaald voornaamwoord

- een overtreffende trap

Slide 6 - Tekstslide

Verwijzen naar mensen, dieren en dingen
Als we naar mensen verwijzen, doen we dat met voorzetsel + wie
Het meisje over wie we net spraken

Als we naar dieren of dingen verwijzen doen we dat met waar+voorzetsel
De hond waarover we net spraken

Slide 7 - Tekstslide

De gemeenteraad heeft lang vergaderd en uiteindelijk is ... tot een besluit gekomen.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 8 - Quizvraag

Jaloezie heeft altijd bestaan, want ... is een aangeboren karaktertrek van de mens.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 9 - Quizvraag

Als je een product net gekocht hebt en ... gaat stuk, dan heb je recht op garantie.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 10 - Quizvraag

De jeugd vindt dat er te weinig rekening wordt gehouden met ... wensen.
A
zijn
B
haar
C
hen
D
hun

Slide 11 - Quizvraag

Heb je ... gisteren nog gezien?
A
hen
B
hun
C
ze
D
zij

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb ... gefeliciteerd met het behaalde kampioenschap.
A
hen
B
hun
C
ze
D
zij

Slide 13 - Quizvraag

De vrouwtjeshond ... ik net vertelde, is gisteren aangereden.
A
over wie
B
waarover

Slide 14 - Quizvraag

Het meisje ... ik in de klas zit, is heel erg vriendelijk.
A
naast wie
B
waarnaast

Slide 15 - Quizvraag

Aan het werk
Ga nu aan het werk met opdracht 2 tot en met 4 op pagina 126 en 127 van je boek.

Slide 16 - Tekstslide