HAVO MAW H13 - context sociale ongelijkheid

Waaraan denk jij bij "Verschillen in Nederland?"
1 / 49
volgende
Slide 1: Woordweb
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Waaraan denk jij bij "Verschillen in Nederland?"

Slide 1 - Woordweb

Geef bij dit woordweb de instructie:
"Waar denk jij aan bij de verschillen in Nederland op sociaal gebied."

Je kunt eventueel een voorbeeld in de goede richting geven
Wat feiten:
  • De economie neemt wereldwijd toe
  • De inkomensongelijkheid neemt toe
  • De 26 rijkste mensen op aarde bezitten evenveel als de armste helft van de bevolking
  • In de VS is het verschil in inkomen het grootst
  • 820 miljoen mensen lijden wereldwijd honger
  Context: ongelijkheid in de wereld

Slide 2 - Tekstslide

Klik op de grafiek om hem te vergroten
Aan het eind van deze les weet je:
Na deze les ken je de volgende begrippen
  • sociale ongelijkheid 
  • sociale stratificatie
  • sociale mobiliteit
  • gesloten- vs open samenleving
  • positieverwerving 
  • positietoewijzing
  • maatschappelijke positie
  • sociale uitsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

In Nederland zijn grote verschillen op gebied van "bezit"

  • Schaarse zaken: "Zaken die niet onbeperkt leverbaar zijn, maar waar wel behoefte aan is."
  • Kennis, inkomen en vermogen kunnen ook schaars zijn


Sociale ongelijkheid in Nederland

Slide 5 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
In Nederland zijn er grote verschillen op het gebied van ΅Macht"

  • fysieke macht
  • politieke macht
  • formele macht
  • informele macht


Sociale ongelijkheid in Nederland

Slide 6 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
In Nederland zijn er grote verschillen op het gebied van "Status."

Op basis van: 
  • expertise: bijvoorbeeld hoogleraar
  • eigenschappen: bijvoorbeeld leeftijd
  • inkomen
  • combinaties
Sociale ongelijkheid in Nederland

Slide 7 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
  • maatschappelijke positie: de plek ten opzichte van anderen
  • sociale stratificatie: mensen met een vergelijkbare plek indelen in "lagen"
  • maatschappelijke ladder: zie afbeelding
  • sociale mobiliteit: stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder
Sociale ongelijkheid in Nederland

Slide 8 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten
  • gesloten samenleving: weinig mogelijkheden tot sociale mobiliteit
  • open samenleving: veel mogelijkheden tot sociale mobiliteit
  • positie toewijzing: maatschappelijke oorzaken bepalen de maatschappelijke positie van een groep of individu
  • positie verwerving: groepen of individuen verkrijgen een maatschappelijke positie door een eigen bijdrage
  • de rol van socialisatie: invloed gezin, leeftijdsgenoten, school



 Werk is een belangrijk onderdeel van je maatschappelijke positie
Sociale ongelijkheid in Nederland

Slide 9 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten
Sociale uitsluiting: Mensen die niet kunnen meekomen in de samenleving belanden in de onderklasse.

  • beperkte sociale en politieke participatie: Geen werk leidt tot minder ‘mee doen’ in de samenleving
  • beperkte normatieve integratie: Andere kijk op het arbeidsethos (functie van werk is alleen geld verdienen)
Ongelijkheid

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale uitsluiting: Mensen die niet kunnen meekomen in de samenleving belanden in de onderklasse.

  • niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften: Een tekort aan materiële goederen
  • geringe toegang tot sociale grondrechten: Overheid biedt collectieve goederen en diensten aan, maar mensen die dit nodig hebben, weten dat niet of onvoldoende.
Ongelijkheid

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk kenmerk van sociale uitsluiting vind jij het beste passen bij dit filmpje?
A
Beperkte sociale participatie
B
Beperkte normatieve integratie
C
Niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften
D
Geringe toegang tot sociale grondrechten

Slide 13 - Quizvraag

De leerlingen moeten in de nabespreking kunnen beargumenteren waarom ze voor het kenmerk hebben gekozen.
In het onderwijs:
  • cultureel kapitaal: de kennis, houdingen en opvattingen en smaak die horen bij hogere sociale posities
  • beoordeling op school: hoger opgeleide ouders communiceren doorgaans anders dan lager opgeleide ouders
  • referentiekader: ouders die zelf een opleiding hebben afgemaakt verwachten dit ook van hun kinderen.
  Gevolgen sociale ongelijkheid op microniveau

Slide 14 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
Cultuur en vrije tijd
  • opleidingsniveau bepaalt vrijetijdsbesteding
  • eitecultuur ("high culture") 
  • massacultuur ("popular culture")
  • dit verschil ontstaat vaak tjdens het volwassen(-er) worden
  • "cultureel kapitaal" speelt hierin een grote rol
  Gevolgen sociale ongelijkheid op microniveau

Slide 15 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
Politiek
  • officieel: geen sociale ongelijkheid, want "Iedereen is voor de wet gelijk..."
  • toch zijn er verschillen in "politieke participatie:" het meedoen aan "de politiek
  • Electorale participatie: activiteiten die te maken hebben met stemmen.
  • Niet-electorale participatie: meer dan alleen stemmen...
 Gevolgen sociale ongelijkheid op microniveau

Slide 16 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
Electorale participatie
  • het stemmen zelf
  • actief tijdens de verkiezingen, bijvoorbeeld ophangen posters
  • lid zijn politieke partij

Niet-electorale participatie
  • beïnvloeden politiek
  • demonsteren
  • media inschakelen om politiek invloed uit te oefenen
 Gevolgen sociale ongelijkheid op microniveau

Slide 17 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
Verhoudingsvraagstuk  ➡  politieke participatie
  • hoger opgeleide mensen participeren doorgaans meer
  • hogere inkomens participeren doorgaans meer
  • gevolg: meer macht en machtsbronnen om doelen te halen
  • machtsbronnen als: geld en kennis
  • ook andere variabelen hebben invloed op politieke participatie
  • religie, sekse, etniciteit.
 Gevolgen sociale ongelijkheid op microniveau

Slide 18 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
Gezondheid
Gemiddeld leven hoger opgeleiden 7 jaar langer dan lager opgeleiden. Verklaringen hiervoor zijn:
  • kennis van gezondheid en hygiëne
  • levensstijl: vaak bewustere keuze
  • gedrag
  • communicatievaardigheden: met bijvoorbeeld de arts
 Gevolgen sociale ongelijkheid op microniveau

Slide 19 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
Samengevat:
  • Je maatschappeljke positie hangt af van:
            - onderwijskansen
            - cultuur en vrijetijdsbesteding
            - politieke participatie
            - gezondheid
  • Sociale ongelijkheid op microniveau heeft gevolgen voor iemands leven en maatschappelijke kansen.
  • Verandering hierin aanbrengen: cultuur overnemen...

 Gevolgen sociale ongelijkheid op microniveau

Slide 20 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten
  • feit: er zijn grote verschillen in een samenleving, dit leidt tot sociale ongelijkheid.
  • verschillen op microniveau kunnen op macroniveau gevolgen hebben
  • verschillen kunnen leiden tot conflicten
  • voorafgaande aan een conflict zijn er vaak botsingen en protesten
  Gevolgen sociale ongelijkheid op macroniveau

Slide 21 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
  • vaak kunnen botsingen en protesten worden opgelost door Samenwerking en overleg
  • soms ontstaat er een conflict bijvoorbeeld op basis van:
      - gender
      - generatie
      - etniciteit
      - sociaal- culturele achtergrond
  Gevolgen sociale ongelijkheid op macroniveau

Slide 22 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
  • harmoniemodel (ook wel poldermodel) --> overleg
  • conflictmodel: stakingen en protesten
  • sociale cohesie: meestal eerst afname, na oplossing vaak meer en sterkere bindingen
  • op mesoniveau kunnen die sterkere bindingen ook leiden tot een versterkte groepsidentiteit wat polarisatie toch gevolg kan hebben. 
  Oplossingen sociale ongelijkheid op macroniveau

Slide 23 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Slide 24 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Eén van de huidige maatschappelijke discussiepunten op sociaal gebied is het basisinkomen, maar wat is dat nou precies?
A
Een vast bedrag voor alle Nederlanders, ongeacht het inkomen, zonder voorwaarden
B
Een bedrag dat Nederlanders krijgen als ze onder een bepaald minimum inkomen zitten
C
Een bedrag dat mensen krijgen in plaats van toeslagen (zoals huurtoeslag en zorgtoeslag)
D
Een bedrag dat het huidige minimumloon gaat vervangen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

  • Nederland is een verzorgingsstaat
  • Kinderwetje van Van Houten 
  • Sociale wetgeving (zoals):
      - armenwet
      - woningwet
      - ziekewet
      - Algemene Ouderdoms Wet (AOW)
  Ontwikkelingen verhoudingen

Slide 26 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
Veranderende arbeidscontracten
  • steeds minder vaste contracten
  • steeds meer flexwerkers (zonder vast contract)
  • steeds meer ZZP'ers (zelfstandigen zonder personeel)
  • voordelen vastcontract: zekerheid op vast inkomen (hebben flexwerkers en ZZP'ers niet)
  • Nederland is een egalitair land: de inkomens verschillen niet heel veel
  Ontwikkelingen verhoudingen

Slide 27 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Deze kaart geeft de inkomensongelijkheid in de wereld weer. Een land dat "nul" scoort heeft geen inkomensongelijkheid.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Specifieke groepen en de ontwikkelingen
  • studenten: hoger onderwijs is voor veel meer jongeren uit lagere sociale milieus  weggelegd. 
  • ouderen: door de vergrijzingen zijn er meer ouderen. ZIj hebben vaak redelijke inkomens, goede opleidingen en politieke macht.
  • mensen met een migratieachtergrond: steeds vaker hoger opgeleid, betere banen en daardoor meer integratie.
  Ontwikkelingen verhoudingen

Slide 29 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Vrouwen en mannen
  • tot de jaren 50 waren zij "handelingsonbekwaam" en voor de wet niet gelijk aan mannen. 
  • tegenwoordig is de sociale ongelijkheid een stuk minder, maar nog niet helemaal gelijk.
  • "glazen plafond" vrouwen mogen wel kjken naar topfuncties, maar deze functies niet bekleden.

  Ontwikkelingen verhoudingen

Slide 30 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Europeanisering
In Europa zijn steeds meer actoren met elkaar verbonden. Zo zijn er steeds minder beperkingen op gebied van

  • geld (dezelfde munteenheid)
  • vervoer van producten (geen grenzen)
  • uitwisseling van informatie 
  •  vrij reizen van personen tussen de landen van de EU

  Ontwikkelingen verhoudingen in de 21e eeuw

Slide 31 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Globalisering
  • vroeger hadden de westerse landen een voorsprong op gebied van: kennis, transport en productiviteit.
  • nadeel was: hoge loonkosten
  • "lage lonen landen" hebben deze voorsprong bijgehaald.
  • vooral laag geschoold werk: gevolgen voor de onderste laag in de westerse landen.
  • "rijk trekt armoede aan" migratie van mensen uit landen met lagere welvaartsstandaard.

  Ontwikkelingen verhoudingen in de 21e eeuw

Slide 32 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Informatisering en digitalisering
  • op digitaal vlak ontstaat er een digitale kloof: veelal ouderen en lager opgeleiden.
  • dit heeft gevolgen voor de plaats op de maatschappelijke ladder.
  • een professioneel netwerk bijhouden gaat tegenwoordig vaak online, denk daarbij aan bijvoorbeeld LinkedIn. 
  Ontwikkelingen verhoudingen in de 21e eeuw

Slide 33 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Stijging van het opleidingsniveau

  Ontwikkelingen verhoudingen in de 21e eeuw

Slide 34 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Ontwikkeling naar een postindustriële samenleving
Steeds minder mensen werken in de industriële sector en steeds meer mensen werken in de dienstensector

  Ontwikkelingen verhoudingen in de 21e eeuw

Slide 35 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Verandering van gesloten naar open samenleving ook op politiek gebied: politiek werd toegankelijker: democratisering
  • belangrijk jaartal: 1848 --> grondwetswijziging
  • voor 1848: koning vrijwel alle macht, 
  • na 1848 lag de macht bij het parlement.
  • rechtstreekse verkiezingen, alleen mannen die een bepaalde som aan belasting betaalden: censuskiesrecht.
  • 1917: na politieke strijd kregen alle mannen kiesrecht
  • 1919: ook kiesrecht voor vrouwen: algemeen kiesrecht
  Ontwikkelingen politieke verhoudingen

Slide 36 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Theoriën over de verdeling van de macht:
  1. theorie van het pluralisme: verdeling van macht over verschillende groepen, zoals vakbonden en politieke partijen. Elk van die partijen kan bij volksvertegenwoordiging aandacht vragen voor hun belang.
  2. machtselitetheorie: de macht ligt bij een klein aantal actoren en deze zitten op sleutelposities. Dit kunnen bijvoorbeeld voorzitters van een vakbond zijn en voorzitter college van bestuur van een bedrijf. Een kleine elite heeft zo de macht.
  Ontwikkelingen politieke verhoudingen

Slide 37 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Over de wenselijkheid van het participeren van mensen in de politiek zijn er twee visies:
  1. instrumentele visie: burgers stemmen op volksvertegenwoordigers, maar politici beslissen: zij hebben immers verstand van zaken.;
  2. ontwikkelingsvisie: participatie is een doel. Burgers die politiek actief zijn ontwikkelen, leren ervan en het politieke zelfvertrouwen groeit. Hoe meer mensen meedoen, hoe meer democratisch.
  Ontwikkelingen politieke verhoudingen

Slide 38 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Tot slot:
  • de sociale- en politieke verhoudingen in Nederland zijn veranderd
  • de sociale ongelijkheid is (over het algemeen) afgenomen
  • in de politiek is er sprake (geweest) van steeds meer democratisering.
  Ontwikkelingen politieke verhoudingen

Slide 39 - Tekstslide

Klik op de afbeelding om hem te vergroten


Liberaal
Sociaal-democratisch
confessioneel
grote rol op sociaal gebied
kleine rol op sociaal gebied
alleen invloed indien nodig op sociaal gebied
grote rol op economisch gebied
bescheiden rol op economisch gebied
alleen invloed indien nodig op econ. gebied

Slide 40 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om meer sociale gelijkheid te realiseren gebruikt de overheid verschillende middelen: Overheidsinstrumenten.

  • sociale zekerheidsbeleid
  • actief arbeidsmarktbeleid
  • inkomensverdelingbeleid
  • onderwijsbeleid
  • wijkgericht achterstandsbeleid



  Politiek en overheidsbeleid

Slide 41 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
sociale zekerheidsbeleid: jaarlijks meer dan 80 miljard.
  • geld gaat naar oa zorg voor mensen met een handicap.
  • mensen die baan verliezen
  • mensen die (tijdelijk) ziek worden
  • inkomen voor mensen die tijdelijk geen inkomen hebben
  • de AOW (Algemene Ouderdoms Wet)



  Politiek en overheidsbeleid- overheidsinstrumenten

Slide 42 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
Actief arbeidsmarktbeleid
Voor de drie ideologiën is werkgelegeheid belangrijk. 
  • werk zorgt ervoor dat mensen in hun onderhoud kunnen voorzien
  • lage werkloosheid --> actief beleid
  • vraagkant: overheid kan werk creëren door bijv. subsidies te verlenen of orders in bedrijfsleven te plaatsen.
  • aanbodkant: overheid kan mensen helpen werk te zoeken bijvoorbeeld door het UWV
  Politiek en overheidsbeleid- overheidsinstrumenten

Slide 43 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien

Slide 44 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Inkomensverdelingsbeleid
De overheid wil invloed hebben op de inkomensverdeling door:

  • heffen van belastingen en premies
  • verlenen van subsidies
  • doel van subsidies: gedrag van mensen stimuleren 
  • nivelleren: verschillen kleiner maken
  • progressief belastingstelsel: meer verdienen --> hoger percentage belasting
  Politiek en overheidsbeleid- overheidsinstrumenten

Slide 45 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
Onderwijsbeleid

  • diploma is belangrijk om werk te vinden
  • overheid stimuleert jongeren diploma te halen, bijvoorbeeld:
  • extra taallessen
  • voorschoolse educatie
  • tegengaan voortijdig schoolverlaten
  Politiek en overheidsbeleid- overheidsinstrumenten

Slide 46 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
Wijkgericht achterstandsbeleid
De overheid investeert in wijken waar veel problemen zijn

  • huisvesting --> betere woningen
  • werkgelegenheid --> minder werkeloosheid
  • openbare ruimte mooier maken
  • betrokkenheid bewoners vergroten
  • een mooie wijk trekt mensen aan en vermindert criminaliteit
  Politiek en overheidsbeleid- overheidsinstrumenten

Slide 47 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
"Positieve" gevolgen van overheidsinstrumenten

  • minder sociale ongelijkheid --> minder kans op conflicten, meer sociale cohesie
  • minder beloningsongelijkheid --> progessief belastingstelsel zorgt voor nivellering van inkomens
  • minder kansenongelijkheid tussen groepen --> overheidstimulans op gebied van onderwijs en werk zorgen voor gelijkere kansen
  Politiek en overheidsbeleid- effecten instrumenten

Slide 48 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien
"Negatieve" gevolgen van overheidsinstrumenten

  • hogere uitgaven van de overheid --> de overheid krijgt het geld hoervoor middels belastingen. Grote bedrijven kunnen hierdoor besluiten naar het buitenland te vertrekken
  • weinig prikkel om te werken --> doordat sommige mensen "geld krijgen" van de overheid kan de solidariteit verminderen.
  • minder doelnatig inzetten van middelen --> door sociale voorzieningen ontstaat een bureaucratie en kan de marktwerking verminderen
  Politiek en overheidsbeleid- effecten instrumenten

Slide 49 - Tekstslide

Klik op de kaart om hem te vergroten

Deze kaart laat het verschil ten opzichte van het gemiddelde inkomen in Nederland zien