Examentraining CE1

Examentraining voor CE 1
Onderwerpen die aan bod komen:

- celkenmerken
- bloedsomloop + bloedvaten
- bloem
- nieren
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Examentraining voor CE 1
Onderwerpen die aan bod komen:

- celkenmerken
- bloedsomloop + bloedvaten
- bloem
- nieren

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht
https://www.braingymmer.com/nl/brain-games/fin/play/

De link staat ook in som bij huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Celkenmerken

Slide 3 - Tekstslide

Cel onderdelen

Celkern
Celmembraan
Celwand
Vacuole
Bladgroenkorrels
Cytoplasma



Slide 4 - Tekstslide

Welk celonderdeel vindt je alleen bij plantencellen?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Bladgroenkorrels

Slide 5 - Quizvraag

Zie afbeelding. Bij welk preparaat kun
je bladgroenkorrels bekijken?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quizvraag

Je ziet hier een huidmondje
Zijn P en Q hetzelfde weefsel?
A
Ja ze liggen tegen elkaar aan
B
Ja ze hebben dezelfde vorm
C
Nee ze hebben een andere bouw en functie

Slide 7 - Quizvraag

Waar in een plantencel bevinden zich de bladgroenkorrels?
A
In de vacuole
B
In de celkern
C
In het cytoplasma
D
Tegen de celwand aan

Slide 8 - Quizvraag

In welk deel vindt fotosynthese
plaats?
A
Q
B
R
C
S
D
T

Slide 9 - Quizvraag

Bloedsomloop + bloedvaten

Slide 10 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Het bloed gaat tweemaal door het hart in twee verschillende bloedsomlopen.
De kleine bloedsomloop en de grote bloedsomloop.

Slide 11 - Tekstslide

3 typen bloedvaten
Slagader
Haarvat
Ader

Slide 12 - Tekstslide

Bloedvaten benoemen
Uitzonderingen
- Aorta
- Holle aders
- Poortader 

Slide 13 - Tekstslide

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechter-
boezem
Rechter-kamer
Linker-
boezem
Linker-kamer

Slide 14 - Sleepvraag

Wat is de stroomrichting van de kleine bloedsomloop?
1.
2
3.
4.
5.
Rechterkamer
Longslagader
Longen
Longader
Linkerboezem

Slide 15 - Sleepvraag

Ader
Slagader
Haarvat

Slide 16 - Sleepvraag

Slagader
Ader
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam

Slide 17 - Sleepvraag

Hoe heet bloedvat P?
A
Linkerlongader
B
Linkerlongslagader
C
Rechterlongader
D
Rechterlongslagader

Slide 18 - Quizvraag

Hartfalen wordt behandeld met medicijnen. De hoeveelheid medicijnen hangt af van de bloeddruk van de patiënt. Om voortdurend de bloeddruk te meten kan een apparaatje aangebracht worden in het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert.

Hoe heet het bloedvat dat bloed vanuit het hart naar de longen vervoert? En behoort dit bloedvat tot de kleine of tot de grote bloedsomloop?
A
Longader, grote
B
Longader, kleine
C
Longslagader, grote
D
Longslagader, kleine

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet bloedvat Q?
A
Leverader
B
Leverslagader
C
Poortader

Slide 20 - Quizvraag

Bloemen
STARTOPDRACHT
Teken een bloem met de verschillende onderdelen

Slide 21 - Tekstslide

onderdelen bloem

Slide 22 - Tekstslide

Bestuiving
Bestuiving
Wanneer stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een stamper van dezelfde soort plant terechtkomt,
heet dit bestuiving.

Bestuiving door insecten->insectenbloem
Bestuiving door de wind-> windbloem

Slide 23 - Tekstslide

Bestuiving

Slide 24 - Tekstslide

Bevruchting

Na bevruchting:


Eicel --> kiem


Zaadbeginsel --> zaad


Vruchtbeginsel --> vrucht

Slide 25 - Tekstslide

Verspreiding van zaden
door plant zelf         door wind        door dieren

Slide 26 - Tekstslide

Waar ontstaan stuifmeelkorrels?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 27 - Quizvraag

Uit welk onderdeel zou een
vrucht kunnen ontstaan?
A
2
B
3
C
4
D
6

Slide 28 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je een stamper.
Hoe heet deel P?
A
Helmknop
B
Stijl
C
Stempel
D
Vruchtbeginsel

Slide 29 - Quizvraag

Nieren

Slide 30 - Tekstslide

nier
nierschors

niermerg

nierbekken
Nierschors
Nierschors: Zorgt voor het afscheiden van water en afvalstoffen. Dit noem je urine.
Niermerg
Niermerg: Zorgt voor het afscheiden van water en afvalstoffen, dit noem je urine.
Nierbekken
verzamelt de urine. 
Nierslagader en nierader
Nierslagader: Brengt het bloed naar de nieren. 
Nierader: brengt het bloed van de nieren richting het hart. 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Welke letter geeft het nierbekken aan?
A
P
B
Q
C
R
D
S

Slide 33 - Quizvraag

Met welke letter wordt
niermerg aangegeven?
Met welke letter wordt de
nierslagader aangegeven?
A
1 = P / 2 = R
B
1 = S / 2 = R
C
1 = Q / 2 = R
D
1 = Q / 2 = T

Slide 34 - Quizvraag

Zelf oefenen!
timer
1:00

Slide 35 - Tekstslide