Klimaatverandering is een gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn fossiele brandstoffen? 2 goed!
A
Brandstoffen die in duizenden jaren gevormd zijn uit resten van plante ed.
B
Brandstoffen die in miljoenen jaren gevormd zijn uit resten van planten ed
C
Brandstoffen die binnen enkele jaren vernieuwd kunnen worden
D
Brandstoffen, die in miljoenen jaren vernieuwd kunnen worden
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn fossiele brandstoffen?
A
Steenkool, Bruinkool, aardolie & biomassa
B
Biomassa, aardgas, oerwater & steenkool
C
Steenkool, Bruinkool, Aardolie & Aardgas
D
Aardgas, biomassa, aardolie & steenkool
Slide 9 - Quizvraag
Welk deel van Nederland komt onder water te liggen bij een te hoge zeespiegel?
A
Groningen + Friesland + Drenthe
B
Heel Nederland, behalve Limburg
C
Limburg
D
Het westen van Nederland
Slide 10 - Quizvraag
welke verbrandingsproducten ontstaan er bij de verbranding in je lichaam
A
glucose en koolstofdioxide
B
glucose en zuurstof
C
koolstofdioxide en water
D
zuurstof en water
Slide 11 - Quizvraag
vul aan: Vermesting -> Waterbloei -> .1.. -> Sterfte planten -> sterfte snoek-> meer reducenten -> ..2.. -> Stinkend water
A
1 Meer licht
2 Minder C02
B
1 Meer licht
2 Minder 02
C
1 Minder licht
2 Minder CO2
D
1 Minder licht
2 Minder 02
Slide 12 - Quizvraag
Welke stof zit in mest die bijdraagt aan de verzuring
A
salpeterzuur
B
ammoniak
C
koolstofdioxide
D
fosforzuur
Slide 13 - Quizvraag
Verzuring van het milieu wordt vooral veroorzaakt door gassen zoals ammoniak, stikstofoxide en zwaveldioxide. Welk van deze afvalgassen is voornamelijk afkomstig uit de veeteelt?
A
Ammoniak
B
Stikstofoxide
C
Zwaveldioxide
Slide 14 - Quizvraag
Gevolgen van luchtvervuiling
1.Fijnstof in de lucht: kleine deeltjes stof en roet
2. Smog: fijnstof in warme stilstaande lucht
3. Verzuring: verzuring kan ook ontstaan door zwaveloxiden en stikstofoxiden (fabriek)
en door dierlijke mest ammoniak
Slide 15 - Tekstslide
Wat voor soort gewasbeschermingsmiddel zie je in de afbeelding.
A
selectief
B
niet-selectief
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent het als een gewasbeschermingsmiddel niet-selectief en niet biologisch afbreekbaar is?
A
Het werkt overal tegen en het blijft in het milieu aanwezig
B
Te veel soorten dieren gaan ervan dood en hij blijft in het milieu aanwezig
C
Het is wel afbreekbaar in de bodem maar werkt niet tegen alles
Slide 17 - Quizvraag
De cel en genen veranderen van planten, om planten te verbeteren noem je?
A
Biologische landbouw
B
Bestrijdingsmiddel
C
Genetische modificatie
D
Biologisch voedsel
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn natuurlijke hulpbronnen? 2 goed
A
Steenkool
B
Lava
C
Water
D
Beton
Slide 19 - Quizvraag
Duurzaam betekent:
A
Voor korte tijd
B
Voor onbepaalde tijd
C
Voor lange tijd
Slide 20 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van duurzaamheid?
A
Ontbossing
B
Vervuiling
C
Herbebossing
Slide 21 - Quizvraag
De voedselkringloop is een gesloten kringloop. Welke is ook een gesloten kringloop?
A
verbranding en fotosynthese
B
broeikaseffect
Slide 22 - Quizvraag
We gebruiken de aarde voor water. Waar gebruiken we de aarde nog meer voor? (meer goed)
A
voedsel
B
grondstoffen
C
energiebronnen
Slide 23 - Quizvraag
In de afbeelding zie je een voorbeeld van een monocultuur.