2. Soms maken 'vraagwoorden' het verdelen van de zin lastig.
- Je kunt dan vaak van de 'w' een 'd' maken.
- En de vraagzin ombouwen naar een mededelende zin.
Wat heb jij gisteren aan jouw zusje gegeven?
Dat heb jij gisteren aan jouw zusje gegeven.
Jij hebt dat gisteren aan jouw zusje gegeven.