Werkwoordspelling

Ik- vorm: meestal hele werkwoord -en:
Werkwoord | ik-vorm
dansen         -      dans
leiden            -        leid
lopen             -       loop
leven             -        leef

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Ik- vorm: meestal hele werkwoord -en:
Werkwoord | ik-vorm
dansen         -      dans
leiden            -        leid
lopen             -       loop
leven             -        leef

Slide 1 - Tekstslide

Vervoeg volgens schema
dansen: ik dans
                  jij danst
                  hij danst
                  wij dansen


Slide 2 - Tekstslide

- werken
- houden
- blijven

Slide 3 - Tekstslide

Hij .... (houden) van zijn kippen

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Hij zegt dat hij van haar ....... .
A
houd
B
houdt
C
houden

Slide 6 - Quizvraag


Piet en Jan ....... door het bos.
A
Loop
B
Loopt
C
Lopen

Slide 7 - Quizvraag

je en jij 
Hoe je de jij- vorm in de tegenwoordige tijd schrijft, hangt af van de plek van het werkwoord in de zin:​

> werkwoord achter ‘jij’ of ‘je’:  ik-vorm + t​
Jij loopt altijd door   |      Jij wordt later boer
> werkwoord voor ‘jij’ of ‘je’ (jij/je onderwerp):       ik-vorm 
Loop jij altijd door?  |      Word jij later boer?

Slide 8 - Tekstslide

..... (scoren) je wel eens een doelpunt?
A
scoor
B
scoort
C
scoren
D
scoord

Slide 9 - Quizvraag

....(scoren) je broer wel eens een doelpunt?
A
scoor
B
scoort

Slide 10 - Quizvraag

je ..... (bieden) haar geen kans
A
bied
B
biedt

Slide 11 - Quizvraag

(...onthouden) jouw baas alles wat je verkeerd doet?
A
onthoud
B
onthoudt

Slide 12 - Quizvraag

Het is koud dus ..... (kleden) je warm aan
A
kleed
B
kleedt

Slide 13 - Quizvraag

...... jij ook wel eens moe van het eeuwige gezeur van die docenten?
A
Word
B
Wordt
C
Worden

Slide 14 - Quizvraag

jij/je geen onderwerp
Soms staat ‘je’ achter de pv, maar is het ondw niet ‘je’. ​

‘Je’ wordt in dat geval gebruikt om een bezit aan te geven. Je schrijft dan de ik-vorm + t. 
> Houd jij van geitenmelk?
> Houdt jouw zus van geitenmelk?
Tip: Vervang de pv door lopen of smurfen

Slide 15 - Tekstslide

....(houden) jij meer van varkens of koeien?
A
houd
B
houdt

Slide 16 - Quizvraag

Opdracht
Werkboekje, ga aan de slag

Slide 17 - Tekstslide