In het laaggelegen gewest Holland was de grond niet geschikt voor het verbouwen van graag (te nat).
Gevolg - bevolking richt zich op visserij, scheepvaart en nijverheid.
Haringvangst belangrijk - voor eigen consumptie en handel.
Graanoverschot in landen rond de Oostzee.
Haring exporteren en graan importeren.
Al snel koopt men meer graan dan nodig (is goedkoop) en verkoopt men dat graan met winst door aan andere landen.
Omdat deze Oostzee handel zo winstgevend is voor Holland, wordt het de Moedernegotie genoemd (moeder van alle handel)