Les 3 Debatteren

Burgerschap
Debatteren 


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Burgerschap
Debatteren 


Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
1. Lesdoelen bespreken
2. Theorie debatteren
3. Debatteren
4. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen: Debatteren.

  • Je weet wat een debat is
  • Je weet wat het verschil is tussen een discussie en een debat

  • Je kunt op een respectvolle manier debatteren of discussieren.

Slide 3 - Tekstslide

Een debat is een discussievorm waarbij een stelling wordt verdedigd of juist bestreden.

Slide 4 - Tekstslide


  • Woorden zo goed mogelijk inzetten


  • Je houd je aan de regels en laat de ander uitpraten


  • Het publiek is stil


Een debat is géén voetbalwedstrijd!

Slide 5 - Tekstslide

Argument (reden)

Een argument is een uitleg waarmee je een standpunt verdedigt.

Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers


Bijvoorbeeld:
Ik vind het goed dat kinderen kleedgeld krijgen (standpunt), want dan leren ze met geld omgaan (argument).

Slide 6 - Tekstslide

Feit

  • Uitspraak over iets wat waar is of niet waar
  • Een feit kun je controleren


Bijvoorbeeld:
De bevolking van Nederland bestaat uit 17,8 miljoen mensen (2023).

Slide 7 - Tekstslide

Mening (standpunt)

  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het ermee eens of oneens zijn

Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, naar mijn mening

Bijvoorbeeld:
Ik vind het goed dat kinderen kleedgeld krijgen.

Slide 8 - Tekstslide

Stelling

Een standpunt dat je inneemt over een bepaald onderwerp

Vormt het onderwerp van het debat

  • Een stelling bestaat uit één zin en is kort en krachtig....

  • Een stelling is nooit een vraag...

  • Een stelling bevat geen argumenten...

  • De stelling moet gaan over iets waar zowel voor- als tegenstanders argumenten voor kunnen bedenken....

  • Een stelling bevat geen ontkenningen...

Slide 9 - Tekstslide

Argument

Mening
Feit

Stelling

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De meeste mensen denken bij debat aan de Tweede Kamer.

Hier debatteren volksvertegenwoordigers over welke nieuwe regels er in het land moeten worden ingevoerd. Daarbij willen ze aan de mensen die op hen hebben gestemd laten zien dat ze hun beloftes waarmaken.

Waar wordt gedebatteerd?

Afbeelding: Publiek domein

Slide 12 - Tekstslide

Je weet straks...

... wat een feit is
... wat een mening (standpunt) is
.... wat een argument is
... wat een stelling is 
... waar een goed argument aan moet voldoen


Slide 13 - Tekstslide

Stap 1: Overleggen met je groep.
  • Je krijgt 2 minuten om met je groep te overleggen en het debat voor te bereiden. Bedenk met welke feiten, meningen en argumentje je het andere team gaat overtuigen.
timer
2:00

Slide 14 - Tekstslide

Stap 2: Het betoog
  • Ronde 1: Elke groep krijgt 1 minuut per groep om de argumenten uit te leggen.  Betoog goed voorbereiden, bedenk wie het betoog gaat houden 
      Maak hierbij aantekeningen.




timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Stap 2: Het betoog
  • Reageer om beurten op elkaar en probeer de ander te overtuigen.
  • Laat de ander uitspreken, maar praat niet te lang.
  • Houd je aan de regels van het debat.
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Afronding debat
  • Je krijgt 1 minuut om met je groep te overleggen en de conclusie voor te bereiden. De conclusie is een samenvatting van de stelling met meningsverschillen, geef aan waarom jullie het meest gelijk hebben. 
  • Laat je conclusie horen
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Terugkoppelen lesdoelen
1. Je weet wat een debat is
2. Je weet wat het verschil is tussen een discussie en een debat
3. Je kunt actuele onderwerpen en uitdagingen binnen de agrarische sector benoemen en beschrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Afsluiting
Wat neem je mee naar huis om over te discussiëren?

Wat heb je er van geleerd?

Slide 20 - Tekstslide

Zou je vaker willen debatteren?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Als boeren alles zo groot mogelijk willen om zoveel mogelijk te verdienen.....
A
schaalvergroting
B
intensief
C
mechanisatie
D
commercieel

Slide 22 - Quizvraag

In wat voor landen is de landbouw het meest intensief?
A
rijke landen
B
arme landen

Slide 23 - Quizvraag

Waardoor kunnen boeren in rijke landen veel meer land of dieren hebben?
A
kunstmest
B
mechanisatie
C
schaalvergroting
D
intensief

Slide 24 - Quizvraag

Waarom is intensieve landbouw niet zo duurzaam?
1. Het telen in kassen
- Vaak wordt er maar één soort product geteeld (= monocultuur)
- Gebruik van chemische stoffen bij ziektes + kunstmest (= vervuiling)
- Een kas kost veel energie  --> verwarming (aardgas), water en elektriciteit (voor verlichting)

Slide 25 - Tekstslide

Waarom is intensieve landbouw niet zo duurzaam?
2. Soja
In veel veevoer en voedsel wordt soja verwerkt. Dit komt uit Zuid-Amerika. Voor de productie van soja wordt tropisch regenwoud gekapt (= ontstaan monocultuur + minder biodiversiteit).

Slide 26 - Tekstslide