angststoornissen

Angststoornissen
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Visie op GGZHoger onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Angststoornissen

Slide 1 - Tekstslide

Wat voel, denk en doe je bij angst?

Slide 2 - Woordweb

Wat is angst? 
Angst is de emotionele component van stress, het is een basisemotie. Het gaat om een verhoogde staat van paraatheid van het organisme die ontstaat wanneer een bepaalde persoon in confrontatie komt met een bepaalde situatie die hij ervaart als bedreigend en als gevaarlijk.

Slide 3 - Tekstslide

uiting van angst
  • fysiologische verschijnselen
  • denken
  •  voelen

Slide 4 - Tekstslide

angst
  • als positief signaal om adequaat te reageren op gevaarlijke situaties
  • als hinderlijk, leidend tot paniekstoornissen of zelfs angststoornissen

Slide 5 - Tekstslide

Angst als pathologie
  • Angst niet langer in verhouding tot objectief bedreigende situatie. 
  • Ernst van symptomen is bepalend voor angststoornis 
  • Pathologische angst komt veel voor bij psychische aandoeningen

Slide 6 - Tekstslide

Angst - DSM V
  • “Een excessieve angst en bezorgdheid (bange voorgevoelens) die gedurende minstens zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en betrekking hebben op een aantal gebeurtenissen of activiteiten.
  •  “De betrokkene vindt het moeilijk om zijn of haar bezorgdheid onder controle te houden.”
  • “De angst en bezorgdheid gaan gepaard met minimaal drie van de volgende zes symptomen: “rusteloosheid; snel vermoeid raken; moeite met concentreren; prikkelbaarheid; spierspanning; slaapstoornis.”
  • “De angst, de bezorgdheid of de lichamelijke klachten veroorzaken beperkingen in het sociale of beroepsmatig functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.”
  • “De stoornis kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis.” 

Slide 7 - Tekstslide

Verschillende angststoornissen

Slide 8 - Woordweb

 angststoornissen - DSM V
  • Separatie-angststoornis of scheidingsangst
  • Selectief mutisme
  • Specifieke fobie
  • Sociale angststoornis
  • Paniekstoornis
  • Agorafobie of straatvrees
  • Gegeneraliseerde angststoornis
  • Angststoornis door een middel/medicatie
  • Angststoornis door een somatische aandoening
  • Ongespecificeerde angststoornis


Slide 9 - Tekstslide

Paniekstoornis
  • Een paniekaanval is een bepaalde periode waarin plots en onverwacht een intense angst en verschrikking voordoet. De symptomen openbaren zich plotseling en bereiken binnen tien minuten een hoogtepunt. Tijdens een paniekaanval zijn er verschillende somatische en cognitieve symptomen.
  • Het belangrijkste kenmerk van een paniekstoornis zijn de steeds terugkerende, onverwachte paniekaanvallen.

Slide 10 - Tekstslide

Paniekstoornis
Twee verschillende maar aanvullende ontstaansredenen
  • biologisch (lage neurochemische drempel)
  • psychisch (overdreven focussen op lichamelijke veranderingen)

Slide 11 - Tekstslide

Differentiaal diagnose
  • paniek naar aanleiding van middelengebruik
  • medische kwalen (schildklier, hypofyse, CVA, hersentumor...)
  • andere angststoornissen waar reden tot paniekaanval wordt opgewekt door specifieke prikkel

Slide 12 - Tekstslide

Behandeling paniekstoornis
  • Anxiolytica (Valium®, Seresta®, Xanax®, Rivotril®...)
  • Cognitieve Gedragstherapie

Slide 13 - Tekstslide

Specifieke fobieën
  • De specifieke fobie is een voortdurende en duidelijke angst voor omschrijfbare objecten of situaties. 
  • Blootstelling aan de fobische stimulus veroorzaakt onveranderlijk, een onmiddellijke angstrespons, waarvan de hevigheid van de respons in geen enkele verhouding staat tot het werkelijke gevaar verbonden aan die situatie. 

Slide 14 - Tekstslide

Ontstaan fobie
  •  uitvergroting van aangeboren, ethologisch verantwoorde, voor een adequate aanpassing noodzakelijke angsten (vb. slangen, hoogtes,. . .). 
  • aangeleerd door blootstelling aan de pijnlijke gevolgen van een confrontatie met een gevaarlijk object of een riskante situatie 
  • een aangeleerde fobie via modeling

Slide 15 - Tekstslide

agorafobie

Slide 16 - Tekstslide

Sociale-angststoornis (of sociale fobie)
Typisch is hier een duidelijke en blijvende angst voor sociale prestatiesituaties (angst voor vernedering in sociale situaties of angst om voor een publiek één of andere handeling te moeten stellen).

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

ontstaan
  • vaak in tienerjaren bij mensen die wat meer teruggetrokken en schuchter zijn
  • kan geleidelijk aan ontstaan of bij stresserende gebeurtenissen

Slide 19 - Tekstslide

behandeling
cognitieve gedragstherapie 
medicatie 

Slide 20 - Tekstslide

Gegeneraliseerde angststoornis
  • Een gegeneraliseerde angststoornis wordt gekarakteriseerd door de overdreven, buitensporige angst, bezorgdheid en bekommernissen in de zin van angstige voorgevoelens. 
  • Deze angstgevoelens duren langer dan 6 maanden en hebben betrekking op een aantal gebeurtenissen, handelingen of activiteiten. 
  • Het is een chronisch gespannen, prikkelbare en nerveuze gemoedstoestand, die erg uitputtend en verschrikkelijk ondoelmatig is. 

Slide 21 - Tekstslide

Behandeling Gegeneraliseerde angststoornis
•Cognitieve gedragstherapie richt zich op de vermindering van denkfouten en het piekeren. Overdrijvingen en denkfouten die de gespannenheid voeden, worden geïdentificeerd en vervangen door rationele en realistische alternatieven.
•Heel vaak wordt een SSRI (antidepressiva) toegediend. Duloxetine (Cymbalta®), pregabaline(linefor, venlafaxine en escitalopram zijn de best onderzochte, effectieve en goed verdraagbare medicijnen voor de behandeling van een gegeneraliseerde angststoornis. Dat is de conclusie uit een recente meta-analyse in de Lancet.

Slide 22 - Tekstslide

Behandeling Gegeneraliseerde angststoornis
•Cognitieve gedragstherapie richt zich op de vermindering van denkfouten en het piekeren. Overdrijvingen en denkfouten die de gespannenheid voeden, worden geïdentificeerd en vervangen door rationele en realistische alternatieven.
•Heel vaak wordt een SSRI (antidepressiva) toegediend. Duloxetine (Cymbalta®), pregabaline (Lyrica®), venlafaxine (effexor®)en escitalopram (sipralexa®) zijn de best onderzochte, effectieve en goed verdraagbare medicijnen voor de behandeling van een gegeneraliseerde angststoornis. Dat is de conclusie uit een recente meta-analyse in de Lancet.

Slide 23 - Tekstslide

separatieangst
  • Separatieangststoornis of verlatingsangst is een ‘niet bij de ontwikkeling passende’, buitensporige angst of vrees om gescheiden te worden van belangrijke hechtingsfiguren. 
  • Op relationeel vlak kan verlatingsangst voor aanzienlijke problemen zorgen, doordat het kan leiden tot claimend gedrag, waarmee de persoon uiteindelijk datgene bereikt waar hij bang voor.

Slide 24 - Tekstslide

ontstaan separatieangst
Niet zelden ontwikkelt deze stoornis zich na een ingrijpende gebeurtenis: een verhuizing naar een nieuwe buurt, immigratie, het overlijden van een familielid of huisdier of het meemaken van een ramp. 
Vaak begint een separatieangststoornis in de kinderjaren.

Slide 25 - Tekstslide

Behandeling separatieangst
Een separatieangststoornis kan behandeld worden door een combinatie van individuele psychotherapie, cognitieve gedragstherapie, gezinstherapie en angst remmende middelen.

Slide 26 - Tekstslide

Verpleegkundige benadering van zorgvragers met angststoornissen
observeren: kadert de angst niet in een andere primaire pathologie (ontwenning, psychose, depressie, organische stoornis...)
hyperventilatie bij een paniekaanval 
             tekort aan CO2 versus overgevoeligheid aan CO2

Slide 27 - Tekstslide

verpleegkundige aandachtspunten
  • Wanneer de zorgvrager behandeld wordt met gedragstherapie/cognitieve therapie, dan is de verpleegkundige hiervan op de hoogte en kent haar verpleegkundig aandeel
  • De verpleegkundige kent het belang van ontspanning/ relaxatieoefeningen: zie VGZ mindfulness app
  • De verpleegkundige is alert op automedicatie en/of alcoholmisbruik

Slide 28 - Tekstslide