Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
voornaamwoorden oefening en uitleg goed
grammatica woordsoorten
voornaamwoorden
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
grammatica woordsoorten
voornaamwoorden
Slide 1 - Tekstslide
voornaamwoorden
ezelsbruggetje
Vervangt
of
verwijst
naar
iets
of
iemand
(mensen = iemand)
(dieren, planten, dingen, zaken)
Slide 2 - Tekstslide
Soorten voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoord
: ‘Ben ik nou zo slim, of zijn
jullie
zo dom?’
Bezittelijk voornaamwoord
: ‘
Onze
hond kan allerlei kunstjes.’
Wederkerend voornaamwoord
: ‘Ik heb
me
niet
gerealiseerd
dat het al zo laat was.’
Aanwijzend voornaamwoord:
‘Ik wil
die
fiets met
dat
mandje.’
Slide 3 - Tekstslide
Verschillende soorten voornaamwoorden
Betrekkelijk voornaamwoord:
‘Freya,
die
in groep 5 zit, leest al Harry Potter-boeken.’
Vragend voornaamwoord:
‘
Welke
boeken zullen we meenemen?’
Onbepaald voornaamwoord:
‘
Iedereen
kreeg een cadeautje.’
Wederkerig voornaamwoord:
‘We hebben
elkaar
net gemist.’
Slide 4 - Tekstslide
Persoonlijk voornaamwoord
Een
persoonlijk voornaamwoord
(pers. vnw.) duidt een persoon, dier of ding aan.
VB.
Zij
verloren de wedstrijd. Pas op, hij bijt!
Ik
heb het op tafel gelegd.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Bezittelijk voornaamwoord
Een
bezittelijk voornaamwoord
(bez. vnw.) geeft aan van wie iets is, een bezit. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
VB:
jullie
tuin,
ons
feest,
jouw
beste vriend
Maar: de tuin is van
jullie
> in dit geval is '
jullie
' een pers. vnw.
Slide 7 - Tekstslide
Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 8 - Quizvraag
Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?
'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 9 - Quizvraag
Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.
'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?
Slide 11 - Quizvraag
Zie vorige dia, wat is het verschil tussen jou en jouw?
Slide 12 - Open vraag
Het is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.
Het =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 13 - Quizvraag
Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is
Slide 14 - Quizvraag
Zou u ons werkstuk deze week nog voor ons kunnen nakijken, meneer?
ons =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 15 - Quizvraag
Zie vorige dia, wat is het verschil tussen ons huiswerk en voor ons?
Slide 16 - Open vraag
Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets aan (letterlijk!):
deze, die, dit, dat, zo'n, zulke, dergelijke, dezelfde. (8)
Deze
dag gaat heel leuk worden.
Die
leerling heeft goed gescoord!
Staat meestal voor een
znw
, maar je kan het
znw
er ook achter denken:
Deze
hond luistert beter dan
die
(hond).
Slide 17 - Tekstslide
Aanwijzend voornaamwoord
Deze en die
verwijzen naar
de
-woord of
meervoud
Deze
mensen zijn gelukkig -
Deze
jongen is
gelukkig
.
Dit en dat
verwijzen naar
het
-woord, of iets onbepaalds
Het
meisje
dat
daar staat is erg sterk.
Deze en dit
gebruik je bij dingen die
dichtbij
zijn.
Die en dat
gebruik je bij dingen die
veraf
zijn.
Slide 18 - Tekstslide
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden.
Slide 19 - Open vraag
Betrekkelijk voornaamwoord
Heeft betrekking op
het
woord
dat
/een woordgroep of zin
/in
de
zin
die
er voor staat. (=
antecedent
).
De stoel
die
vooraan staat [...] (
De stoel
=
antecedent = een woord)
Ik krijg vandaag een cadeautje,
wat
ik erg fijn vind.
(Ik krijg vandaag een cadeautje =
a
ntecedent = een woordgroep/zin
)
Wat vind ik fijn?
Dat ik vandaag een cadeautje krijg.
Slide 20 - Tekstslide
Betrekkelijk voornaamwoord
Soms staat het antecedent niet in de zin, maar zit het ingesloten in het woord zelf:
Wat
je zegt , ben je zelf.
Slide 21 - Tekstslide
W
ederkerend voornaamwoord
het
onderwerp
komt terug, keert weer
Bij het leren voor deze toets verveel
ik
me
mateloos
.
Casper
herkende
zichzelf
in het krantenartikel over het 100-jarig bestaan van het Jan van Egmond Lyceum.
Slide 22 - Tekstslide
W
ederkerig voornaamwoord
Een wederkerig voornaamwoord wordt gebruikt als
twee personen
een
wederzijdse handeling
verrichten.
Elkaar, mekaar, elkander, mekander
Voorbeeldzinnen:
Loes en Ahmed groeten
elkaar
.
Wij hebben
mekaar
gister nog gezien.
Slide 23 - Tekstslide
W
ederkerig voornaamwoord
Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: elkander.
Voorbeeldzin: Zij zijn aan
elkander
gewaagd.
Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: mekaar.
Voorbeeldzin: We moeten met
mekaar
samenwerken.
Slide 24 - Tekstslide
Even testen of je het nog weet.
Wij vragen ons steeds af wanneer de les voorbij is.
Wat is 'ons' in deze zin?
A
wederkerend voornaamwoord
B
wederkerig voornaamwoord
Slide 25 - Quizvraag
Hoeveel voornaamwoorden zitten er in de volgende zin:
Jullie moeten hem deze vraag stellen.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 26 - Quizvraag
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Aanwijzend voornaamwoord vind ik zo'n gemakkelijke woordsoort.
Slide 27 - Open vraag
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Deze vraag vind ik helemaal niet moeilijk.
Slide 28 - Open vraag
Wat is de juiste spelling?
A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?
Slide 29 - Quizvraag
Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.
'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.
Slide 30 - Quizvraag
Wie haalt jullie op?
jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 31 - Quizvraag
Zijn pen doet het niet.
Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 32 - Quizvraag
Benoem het aanwijzende voornaamwoord.
Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.
Slide 33 - Open vraag
Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt
Slide 34 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
ph2K grammatica B voornaamwoorden
September 2024
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
ph1p grammatica D voornaamwoorden
November 2024
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
KL1P2 VNW - extra oefening voor thuis
November 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
TOETS Grammatica alle voornaamwoorden HV2
Mei 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Grammatica woordsoorten
Maart 2022
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
H1: herhalen woordsoorten (H oefenen) + vwo: vnw bw
Oktober 2021
- Les met
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica H3
Februari 2019
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Voornaamwoorden (vr., aanw., betr., onbep.)
Oktober 2020
- Les met
44 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2