voorzetsel en voegwoord (+herhaling)

Lesdoel:


Aan het eind van deze les ken de je nieuwe woordsoorten voegwoord en voorzetsel en kun je ze benoemen.

We herhalen ook de woordsoorten die je al kent.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoel:


Aan het eind van deze les ken de je nieuwe woordsoorten voegwoord en voorzetsel en kun je ze benoemen.

We herhalen ook de woordsoorten die je al kent.

Slide 1 - Tekstslide

Het voorzetsel (vz)
een voorzetsel geeft een plaats, tijd of reden/oorzaak aan.

Zo herken je een voorzetsel: 
* Je kunt een vz voor een  lw +zn zetten:
De vogel vloog tegen het raam.

* Een voorzetsel staat meestal aan het begin van een zinsdeel
Yolanda / gaat / naar de sportschool

Slide 2 - Tekstslide

Let op!
let op scheidbare werkwoorden.

De trainer legt de spelregels uit.

Legt uit > uitleggen.

Uit is hier dus geen voorzetsel.

Slide 3 - Tekstslide

Trucje
kun je het woord voor 'de vakantie' of 'de kast' zetten?

Dan is het een voorzetsel!

M.u.v. scheidbare werkwoorden.

Slide 4 - Tekstslide

het voegwoord
voegwoorden verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

pizza of hamburer.
de zware training en de spannende wedstrijd
{Ruby en Nathalie sparen voor een tent}, want {ze gaan in juli kamperen in de Ardennen.}

Slide 5 - Tekstslide

Quiz
even oefenen met de woordsoorten die je tot nu toe gehad hebt!

Slide 6 - Tekstslide

Wat is geen lidwoord?
A
de
B
een
C
nu
D
het

Slide 7 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 8 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 9 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 11 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
gewonnen is ..
A
vz
B
zn
C
ww
D
lw

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith

Slide 13 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
heeft is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het voegwoord?

Wil je een appel of een peer?
A
een
B
wil
C
of
D
je

Slide 15 - Quizvraag