H5 Rondkomen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

H5 Rondkomen

Huishoudelijke uitgaven

Persoonlijke uitgave

Vaste uitgave

Incidentele uitgave (soms)

Boodschappen

Tanken met de auto

Nieuwe jas

Huur van een huis

Vakantie

Reparatie van de auto

Abonnement telefoon (4G)

Bioscoopkaartje

Kapper voor jezelf

Wasmiddel

Meerkeuze vragen 5.1 en 5.2

Vaste lasten

1. Zijn plotselinge uitgaven
2. Zijn regelmatige uitgaven
3. Zijn bijvoorbeeld boodschappen

Vaste lasten

1. Zijn alleen per maand
2. Zijn alleen per kwartaal
3. Zijn alleen per halfjaar
4. Kunnen per maand, kwartaal en halfjaar zijn

Huishoudelijke uitgaven zijn alleen voor het huis

1. Waar
2. Niet waar

Huishoudelijke uitgaven kan je ook dagelijkse uitgaven noemen

1. Waar
2. Niet waar

Persoonlijke uitgaven zijn kleinere uitgaven voor iemand persoonlijk

1. Waar
2. Niet waar

Gebruiksgoederen gooi je na 1 keer gebruik weg

1. Waar
2. Niet waar

Shampoo en tandpasta zijn een

1. Gebruiksgoed
2. Verbruiksgoed

Het kopen van een tweedehands auto

1. Huishoudelijke uitgave
2. Persoonlijke uitgave
3. Vaste uitgave
4. Incidentele uitgave

Bij omrekenen van weekbedrag naar maandbedrag en andersom, gebruik je

1. Als tussenstap een dag
2. Als tussenstap een kwartaal
3. Als tussenstap een jaar
4. Als tussenstap een week

€ 10 per week omrekenen naar een maand bedrag doe je zo:

1. €10 x 4
2. €10 x 52 : 12
3. €10 x 12 : 52
4. €10 x 4,3

Huishoudelijke uitgaven

Persoonlijke uitgaven

Vaste uitgaven

Incidentele uitgaven

Gebruiksgoederen

Verbruiksgoederen

boodschappen, benzine

kleding, make-up, ijsje

huur, verzekering, abo

vakantie, reparatie

meerdere keren gebruiken

1x gebruiken, gaan op

5.1 + 5.2

Huishoudelijke uitgaven

voor je huishouden, meerdere keren per maand, wisselend

Vaste uitgaven

regelmatig, bijv. maandelijks, zelfde bedrag

Incidentele uitgaven

soms, vaak duur, onverwacht

Persoonlijke uitgaven

voor jezelf, meestal kleinere bedragen

5.3 Sparen en interen

Een budget = vast bedrag voor bepaalde uitgaven

'potje' voor vakantie of een 'potje' voor boodschappen

Heb je geld over dan kan je sparen, heb je tekort dan moet je van spaargeld opnemen (interen)

Waarom sparen mensen?

• Voor een doel 
• Voor de rente
• Voorzorg (voor als er iets gebeurd)

Het is altijd verstandig om spaargeld te hebben voor het geval er iets onverwachts gebeurd (voorzorg)

5.4 Budgetteren

Inkomsten en uitgaven op elkaar afstemmen

Opnieuw budgetteren als er veranderingen komen in je situatie

Hiervoor moet je soms:

bezuinigen (goedkoper of niet)

aankopen uitstellen 

Op welke uitgaven kan je moeilijk snel besparen?

1. Huishoudelijke uitgaven
2. Persoonlijke uitgaven
3. Vaste uitgaven
4. Incidentele uitgaven

Vaste uitgaven liggen vaak vast voor de komende periode, die zijn dus moeilijk te veranderen.

(huur, abonnement, verzekering)

Besparen kan makkelijker op je huishoudelijke en persoonlijke uitgaven.

Of incidentele uitgaven uitstellen (vakantie)

Lenen

Voordeel: Gelijk je aankoop doen!

Nadeel:  rente betalen en 

 (terugbetalen lening gedurende langere periode)

Wat je elke maand terugbetaald aan de bank is de termijn

Rente + aflossing per maand

Lening € 4.000

Rente € 800

Looptijd 24 maanden

Termijn is dan 4.000+800=4.800 : 24 = € 200

Lening van € 6.000
Rente is 6% per jaar
Hoeveel betaal je aan rente in 1 jaar?

1. € 600
2. € 360
3. € 36
4. € 60

Anke heeft een lening voor de reparatie van haar auto en betaald hiervoor € 80 per maand aan de bank

1. Incidentele uitgaven
2. Vaste uitgaven

Levensloop

• Eerste baan
• Samenwonen
• Kinderen krijgen
• Studie van kinderen
• Kinderen het huis uit
• AOW en pensioen

Wat gebeurd er in de meeste gevallen met het spaargeld als mensen met pensioen gaan?

1. Stijgt
2. Blijft gelijk
3. Daalt