AOO2A periode 8 poder y saber- comparación

Semana 14
- Je kunt praten over beroepen
- Je weet het verschil tussen 
   poder en saber
- Je kan vergelijken




1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Semana 14
- Je kunt praten over beroepen
- Je weet het verschil tussen 
   poder en saber
- Je kan vergelijken




Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tareas semana 14
Meta Profesional H7: 
TB opdracht 1+2d (pag 75-76)                                
WB opdracht 1-4 (pag 76-77)

Maak de volgende opdrachten in je reader:
- Gespreksopdracht 2+3 (pag 77-78)                 
- Gespreksopdracht 1+2 (pag 82-83)                


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuál puede ser la profesión de la persona en la foto?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuáles son sus tareas?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Saber of poder
SABER

- kennis
- vaardigheden

¿Sabes hablar español?
¿Sabes conducir?
PODER

- mogelijkheid
- toestemming

¿Puedes ir a la fiesta?
¿Puedes cerrar la puerta?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

WB pag 77 tarea 4
Beluister het fragment en geef aan of er om toestemming of om hulp wordt gevraagd
Luisterfragment

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB p. 77
3 El perfil de los empleados de la agencia
a. Lee las fichas de tres empleados de la agencia de publicidad. ¿Qué tienen que hacer?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB p. 77
3b Lee las frases y compara con las fichas. ¿Cuáles son verdaderas?
c Lee las frases y completa la tabla.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijken I
más / menos                                    que                         meer/minder X dan

Carlos habla más idiomas que Lucas.
Lucas gana menos dinero que Carlos.
Lucas gana menos que Carlos.

Carlos es mayor que Lucas.                                           Let op: bij leeftijd:
Lucas es menor que Carlos.                                           mayor / menor



Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergelijken II
tan                                                  como                              net zo(veel) als
tanto (-a/-os-as)                     como

Lucas es tan joven como Valentina.
Lucas trabaja tanto como Carlos.
Lucas trabaja tantas horas como Carlos.





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP WB p. 77
5 Datos de varias agencias
a Vergelijk de bedrijfsgegevens en vul aan de tekst aan
b Schrijf nog twee zinnen waarin je de bedrijven met elkaar vergelijkt.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MP TB p. 77
4 El perfil de la clase
a En parejas. Haz preguntas
b Comparad las respuestas con otra pareja

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reader pag 82 tarea 1b
1
2
3
4
5
6

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Link

extra oefening