RIC, 21-1, G0BOM





GOBOM
21-1-2022
Reageren in crisissituatie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2,4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les





GOBOM
21-1-2022
Reageren in crisissituatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

21-1-2022
  • Medisch rekenen
  • Reflectie/rubrics
  • Kennistest
  • Zelfstandig werken 
  • Adviesgesprekken
  • Oefenen voor integratieve opdracht (13:15-15:15)

10:00 Renske even afwezig i.v.m. afstemming lotussen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medisch rekenen
Optie 1:
Je kan de module medische rekenen zelfstandig kunnen doorlopen met behulp van de filmpjes van Meneer Megens, Rekenen met Rachel en Sommenprinter.nl voor uitleg en oefensommen.

Optie 2:
Je hebt ondersteuning nodig in de vorm van lessen om de module medische rekenen af te ronden.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie/rubrics
Reflectie
Je hebt deelgenomen aan het rollenspel en je hebt moeten handelen in een crisis- en
onvoorziene situatie. Nu is het tijd om te reflecteren op je eigen handelen in deze situatie.
Maak gebruik van een zelfgekozen reflectiemethode (STARR- methode of Korthagen of andere mehtodiek) en neemt in deze reflectie mee:
 Op welke manier je rekening hebt gehouden met je eigen grenzen en
gevoelens tijdens en na de crisissituatie (noem voorbeelden).
 Hoe je handelen past binnen de wettelijke richtlijnen en/of protocollen.  

Dit verslag lever je voor 7-2-2022 in via teams.
Verslag inclusief rubrics, zie volgende dia.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reflectie/rubrics
Rubrics
Je vult voor jezelf de rubrics behorende bij de module crisissituaties in de zorg in. 
In het vakje feedback geef je een onderbouwing van het desbetreffende onderdeel.

Deze rubrics, lever je samen met jouw reflectieverslag in in teams.
Inleveren  voor 7-2-2022 in via teams.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Kennistest

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen van een heupfractuur zijn?
A
Ene been is langer dan de andere
B
Pijn
C
Voet ligt naar buiten gedraaid
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen de woorden 'hypo'en 'hyper'?
A
Hypo: te veel Hyper: te weinig
B
Hypo: te weinig Hyper: te veel

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe constateer je een bewusteloosheid?
A
Het slachtoffer reageert niet op aanspreken.
B
Het slachtoffer reageert niet op aanschudden
C
Het slachtoffer zit onderuitgezakt/ scheef
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe moet je iemand neerleggen die bewusteloos is?
A
Op zijn rug
B
Op zijn buik
C
Op zijn zij
D
Maakt niet uit

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is het belangrijkste bij EHBO?
A
geduld
B
eigen veiligheid
C
samenwerking
D
hygiëne

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie verleent EHBO?
A
Iedereen
B
De dokters in het ziekenhuis
C
Politie, brandweer en ambulance
D
Alleen mensen met een EHBO-diploma

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende stappen in de juiste volgorde. 
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 3
Zorg voor veiligheid 
Controleer slachtoffer 
Schakel de hulpdiensten
in

EHBO toepassen

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er bij een hartinfarct?
A
Het hart stopt zonder reden met kloppen.
B
Een deel van het hart krijgt geen zuurstof en voedingstoffen meer.
C
Het hart klopt sneller dan normaal.
D
Het hart kan geen koolstofdioxide meer afgeven.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de symptomen van een hartinfarct?
A
Beklemmende, drukkende pijn op de borst. Uitstraling naar nek, kaak en armen.
B
Misselijk, zweten, braken en snelle ademhaling.
C
Pijn tussen schouderbladen, kortademigheid, extreme moeheid en angstig.
D
Alle symptomen horen bij een hartinfarct

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De normaalwaarde van saturatie is:
A
tussen 95-99%
B
lager dan 95%
C
lager dan 80%
D
hoger dan 99%

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat meet je bij de saturatie?
A
De bloeddruk van de patient
B
Percentage zuurstof in de vinger
C
Het percentage hemoglobine gebonden met zuurstof
D
Het percentage hemoglobine gebonden met koolzuur

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vitale functies zijn:
A
ademhaling--circulatie--bewustzijn--luchtweg--temperatuur
B
ademhaling--circulatie--bewustzijn
C
airway--breathing--circulation--disability--exposure
D
Alle 3 de antwoorden zijn juist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen van een hypo zijn oa.:
A
Jeuk, wazig zien, veel plassen, moe
B
Moe, zweterig, bleek, wazig zien
C
Zweterig, veel dorst, hoofdpijn, moe
D
Veel drinken, veel plassen, hoofdpijn, apatisch

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een diabeet die een hypo heeft, die heeft een .... aan suiker
A
tekort
B
teveel

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is je eerste actie tijdens een hypo?
A
glucose meten
B
Insuline toedienen
C
Gelijk contact arts
D
druivensuiker geven

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een normale bloedsuiker?
A
Tussen de 2 en 5 mmol/l
B
Tussen de 6 en 10 mmol/l
C
Tussen de 1 en 4 mmol/l
D
Tussen de 4 en 8 mmol/l

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij diabetes is je bloedsuiker
A
nooit stabiel
B
altijd te laag
C
altijd te hoog
D
alle antwoorden juist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Insuline zorgt voor het verlagen van de bloedsuiker
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Insuline zorgt ervoor dat glucose uit het
 bloed wordt gehaald en in de cellen terecht  komt (dit verlaagt de bloedsuiker).

Bij een nuchtere bloedsuiker waarde van 5.1 heb je een:
A
Hypoglykemie
B
Hyperglykemie
C
Normale waarde

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is in een gezond persoon de 'sensor' voor bloedsuiker?
A
De lever
B
De eilandjes van Langerhans
C
De hypofyse
D
De aorta

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de 3 signalen van een mogelijk CVA?
A
een lamme arm, een scheve mond en verlamming aan de benen
B
verlamming aan de benen, verstopping van de neus en verwarde spraak
C
scheve mond, verlamming aan de benen en verstopping van de neus
D
een scheve mond, een lamme arm en verwarde spraak

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De letters CVA betekenen
A
Cerebro viraal attack
B
Cerebro viraal accident
C
Cerebro vasculair attack
D
Cerebro vasculair accident

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Diagnostiek en behandeling
Vaststellen CVA
Opsporen van de oorzaak CVA 
Behandeling
anamnese
lichamelijk onderzoek
hersenscan (= CT scan) 
bloedonderzoek
ECG
echo van de halsslagaderen
trombolyse
Medicatie: bloeddrukverlager
Operatie

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na een CVA links of rechts heeft iemand uitvalsverschijnselen:
Rechts
Links
Afasie
Parese links
Apraxie
Neglect

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De heer de Jong heeft na
zijn CVA gedragsstoornissen.
In welk hersengebied heeft vermoedelijk
het CVA plaatsgevonden?
A
voorste deel van de grote hersenen
B
middelste deel van de grote hersenen
C
achterste deel van de grote hersenen
D
hersenstam

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

MEWS staat voor:
A
Modified Extasy with School
B
Modified Evening Wander Symptoms
C
Modified Early Warning System
D
Modified Elderly Wisdom Signals

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met het redeneerhulpmiddel MEWS:

A
Kun je controleren of een verpleegdoel goed is geformuleerd.
B
Bepaal je welke aanvullende informatie je moet verzamelen.
C
Beoordeel je de vitale functies van de zorgvrager.
D
Kun je helder en snel over de zorgvrager communiceren met de dokter of andere disciplines.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke situaties kan de SBAR(R)- methode worden toegepast?
A
Bij een overdracht
B
Tijdens MDO
C
Bij artsenvisite
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

SBAR is een
A
redeneerhulp
B
overdrachtsprotocol
C
classificatiesysteem
D
interventie

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staan de letters van SBAR voor
A
situatie, behandeling, anatomie, respons
B
situatie, behandeling, analyse, respons
C
situatie, bedreiging, analyse, respons
D
situatie, bedreiging, anatomie, reactie

Slide 36 - Quizvraag

situatie, behandeling, analyse, respons
antwoord B
De kennistest is geweest,
de casussen zijn jou bekend,
beheers je de theorie voldoende voor de toets?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
  • Voorbereiden toets
  • Jette en Karel de Haan
  • CGI voorbereiden 
  • BPV-plan

Kijk wat jij nodig hebt

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adviesgesprekken
Inez                                             Marrèl                                                        Maud                                           Amée            Pien                                               Kyara

Gesprekje met Amber

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen toets
  • Ga in je groepje aan de slag
  • Maak gebruik van de casussen
  • Materialen zijn beschikbaar 
  • Beoordelingscriteria liggen uitgeprint

Succes!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben klaar voor het toetsmoment.
0100

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

IK VOND DEZE LES
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies