PA 1 Capítulo 5 gramática

Capítulo 5
We gaan alle grammatica van dit hoofdstuk kort herhalen:
1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Getallen t/m 100
3. Toekomende tijd
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Capítulo 5
We gaan alle grammatica van dit hoofdstuk kort herhalen:
1. Bezittelijk voornaamwoord
2. Getallen t/m 100
3. Toekomende tijd

Slide 1 - Tekstslide

1. Bezittelijk voornaamwoord
Hier volgen een aantal vragen over het bezittelijk voornaamwoord die je hebt geleerd in Bron D.

Denk goed aan of het enkelvoud / meervoud / mannelijk / vrouwelijk moet zijn!

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een bezittelijk voornaamwoord?
A
La tienda
B
Ser
C
Mis
D
Los pantalones

Slide 3 - Quizvraag

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
Vuestra
B
Su
C
Tus
D
Me

Slide 4 - Quizvraag

Welk bezittelijk voornaamwoord hoort bij welke betekenis?
mijn
jouw
zijn/haar/uw
ons/onze
jullie
hun/uw (mv)
Mi/mis
vuestro/-a
vuestros/-as
nuestro/-a
nuestros/-as
Tu/tus
Su/sus
Su/sus

Slide 5 - Sleepvraag

Vul in:
_____ (mijn) tienda favorita es Zara
A
Mis
B
Mi

Slide 6 - Quizvraag

Vul in:
¿Cuánto cuestan ___ (jouw) zapatillas?
A
tus
B
tu

Slide 7 - Quizvraag

Vul in:
___ (onze) ropa es cara

Slide 8 - Open vraag

Vul in:
¿Cómo se llaman ___ (jouw) padres?

Slide 9 - Open vraag

Vul in:
Los zapatos son de Erica y Silvia.
Son ____ (hun) zapatos.

Slide 10 - Open vraag

2. Los números hasta 100
Nu volgen er een aantal vragen over de getallen t/m 1000 die je hebt geleerd in Bron H.

Lees de vraag goed en let op de spelling!

Slide 11 - Tekstslide

100 =
A
cien
B
ciento

Slide 12 - Quizvraag

¡Escribe los números
hasta 15!

Slide 13 - Woordweb

Zet in de juiste volgorde (je begint bij 0)
1
2
3
4
5
cero
treinta y dos
cincuenta y cuatro
ochenta y tres
ciento setenta y dos

Slide 14 - Sleepvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?

'En la tienda hay doce probadores'
A
20
B
2
C
200
D
12

Slide 15 - Quizvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Madrid tiene cincuenta autobuses'
A
15
B
50

Slide 16 - Quizvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'Las gafas de sol cuestan noventa y siete euros'
A
79
B
97

Slide 17 - Quizvraag

Welk cijfer wordt hier genoemd?
'En el restaurante hay dieciocho personas'
A
18
B
19

Slide 18 - Quizvraag

Schrijf nu zelf het cijfer:
setenta y seis

Slide 19 - Open vraag

Schrijf nu zelf het cijfer:
sesenta y cinco

Slide 20 - Open vraag

Schrijf nu zelf het cijfer:
cuarenta y tres

Slide 21 - Open vraag

Schrijf nu zelf het cijfer:
noventa y cinco

Slide 22 - Open vraag

3. Toekomende tijd
Hier volgen een aantal vragen over de Toekomende tijd die je hebt geleerd in Bron J.

Dit gebruik je als je iets wilt zeggen dat nog moet gebeuren of als je iets van plan bent. 

Slide 23 - Tekstslide

Hoe maak je deze Toekomende tijd?
A
ir + de + heel werkwoord
B
ir + a + heel werkwoord
C
ser + de + heel werkwoord
D
ser + a + heel werkwoord

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vervoeg je het werkwoord 'ir'?
Geef alle zes de vormen.

Slide 25 - Open vraag

Hoe vertaal je 'voy a ...'
A
Ik wil naar..
B
Ik rijd naar..
C
ik ga naar..
D
Ik kom uit..

Slide 26 - Quizvraag

Vul in..
(Ik ga) _____ a comprar camisetas
A
voy a
B
va a

Slide 27 - Quizvraag

Vul in..
Mi madre ___ a hablar con mi amiga.
A
voy
B
va

Slide 28 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Wij gaan iets drinken'

Slide 29 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans...?
'Zij gaan betalen'

Slide 30 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans...?
'¿Ga jij een wandeling maken'

Slide 31 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans...?
'U gaat uitrusten'

Slide 32 - Open vraag