Modalverben

Modalverben
wie war das nochmal?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Modalverben
wie war das nochmal?

Slide 1 - Tekstslide

Bekijk tot slot nog een keer deze uitlegvideo 
Bekijk tot slot nog een keer deze uitlegvideo!
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 2 - Tekstslide

Modalverben

Slide 3 - Tekstslide

Tag liebe Leute!

LESDOEL:

  • Aan het einde van de les, weet je hoe je de modale werkwoorden in het Duits moet vervoegen.




Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn Modalverben?
 Dit zijn hulpwerkwoorden die in een zin een extra lading aan een ander werkwoord geven.
Ik kan goed schaatsen, ik moet werken, mag ik iets vragen?
In het Duits zijn dit de werkwoorden dürfen, können, mögen, müssen, sollen, wollen en wissen. 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 1
Was weißt du noch?

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent dürfen ?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent können ?

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent mögen ?

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent sollen ?

Slide 10 - Open vraag

De stamklinker van het werkwoord müssen verandert in het enkelvoud ook.

Naar welke?
Mus uitlaten
A
a
B
u
C
i
D
e

Slide 11 - Quizvraag

De stamklinker verandert in het enkelvoud naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 12 - Quizvraag

Warum ...... (können) du morgen nicht kommen?
A
könnst
B
kanst
C
kannst
D
kan

Slide 13 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 14 - Quizvraag

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 15 - Quizvraag

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 16 - Quizvraag

können: ihr

Slide 17 - Open vraag

(Können)
du ....

Slide 18 - Open vraag

Stefan... (wollen)

Slide 19 - Open vraag

(wollen)
du .....

Slide 20 - Open vraag

wollen: ihr _________

Slide 21 - Open vraag

er... (mögen)

Slide 22 - Open vraag

mögen (du)

Slide 23 - Open vraag

ihr _______ (müssen)

Slide 24 - Open vraag

(müssen)
Harry ....

Slide 25 - Open vraag

ich ... (müssen)

Slide 26 - Open vraag