Die Modalverben: dürfen = mogen ( toestemming hebben), können= kunnen, mögen = houden van/lusten/ aardig vinden,
müssen = moeten ( noodzaak), sollen= moeten ( wil van een ander),
wollen = willen, ( wissen = weten)
die Merkmale der Modalverben im Präsens
( de kenmerken van de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd)
* Bij deze werkwoorden verandert de klinker van de stam in het enkelvoud.
* De er/sie/es-vorm krijgt géén t.
* De er/sie/es-vorm en ich- vorm zijn hetzelfde.
* de meervoudsvorm is regelmatig
Uitzondering: Bij sollen verandert de stamklinker niet!