In een energiestroomschema geeft de breedte van de bundels de hoeveelheid energie op een trofisch niveau weer. Een drieteenstrandloper eet een bepaalde hoeveelheid voedsel met energie-inhoud I. Energie in de onverteerde delen F verdwijnt met de ontlasting (feces); deel A komt via het verteringskanaal in het bloed van de vogel. De vogel gebruikt deel R als brandstof voor energie voor zijn activiteiten, zoals vliegen en zichzelf warm houden. P blijft in het dier als bouwstof voor nieuw celmateriaal en is mogelijk het voedsel voor een consument van een hoger trofisch niveau. (Binas 93A2)