DV1 hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3
herhalen en afronden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
rekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
herhalen en afronden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
We gaan kort herhalen wat we de afgelopen lessen hebben behandeld.
We gaan een paar sommen maken waarin we dat nog even extra oefenen.

Slide 2 - Tekstslide

decimale getallen + en -
Komma's recht onder elkaar!
Werken van rechts naar links.

Slide 3 - Tekstslide

3,14 + 2,056 =
A
2,370
B
5,196
C
5,70
D
5,07

Slide 4 - Quizvraag

81,43 - 9,045 =
A
72,002
B
81,415
C
72,415
D
72,385

Slide 5 - Quizvraag

decimale getallen x en :
Eerst schatten.
Uitrekenen zonder komma's.
Komma in het antwoord zetten.

Slide 6 - Tekstslide

2,13 x 8,9 =
A
18,957
B
1895,7
C
1,8957
D
189,57

Slide 7 - Quizvraag

2,1 x 5,1 =
A
10,2
B
10,1
C
10,20
D
10,71

Slide 8 - Quizvraag

6,12 : 3 =
A
2,4
B
20,4
C
2,04
D
18,36

Slide 9 - Quizvraag

Afronden
Op hele getallen of decimalen.
Kijk naar het volgende getal. Als je op 2 decimalen afrondt, kijk je naar het 3e getal achter de komma.
0 - 4: blijft hetzelfde.
5 - 9: gaat 1 omhoog.

3,415 afronden op 2 decimalen: 3,42

Slide 10 - Tekstslide

Rond 45, 3247 af op een geheel getal.

Slide 11 - Open vraag

Rond 2,973 af op 2 decimalen.

Slide 12 - Open vraag

Ik moet 345,986 euro betalen. Zet dit eens in euro's. €

Slide 13 - Open vraag

Negatieve getallen
Denk aan de getallenlijn!
Oneindig naar rechts en naar links.

Twee keer hetzelfde symbool (+/+ of -/-) is positief.
Twee keer verschillend symbool (+/- of -/+) is negatief.

Slide 14 - Tekstslide

Welk getal ligt precies tussen -12 en 6?
A
0
B
-3
C
-6
D
3

Slide 15 - Quizvraag

-2 -3 =
A
-5
B
5
C
1
D
-1

Slide 16 - Quizvraag

4 + -4
A
8
B
0
C
-0
D
-8

Slide 17 - Quizvraag

-1 + 4 =
A
5
B
-5
C
3
D
-3

Slide 18 - Quizvraag

Je kunt deze verschillende manier van rekenen ook met elkaar combineren.
Dat gaan we in de huiswerkopdrachten proberen.
We gaan nu even samen een paar voorbeelden hier oefenen.

Slide 19 - Tekstslide

Een vel kopieerpapier is 0,09 mm dik. In een pak kopieerpapier zitten 500 vel. Hoeveel mm is de dikte van een pak kopieerpapier?
A
0,045
B
4,5
C
0,45
D
45

Slide 20 - Quizvraag

Boris koopt 3 zakken chips voor € 0,48 en 2 blikjes cassis voor € 0,37 per stuk. Hoeveel betaalt Boris contant?
A
€ 2,15
B
€ 218,00
C
€ 2,18
D
€ 2,20

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk
Boek A
Paragraaf 3.6 vanaf blz. 98
1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 12, 13, 15

Slide 22 - Tekstslide

Geef met een emoticon aan wat je vond van deze les.

Slide 23 - Woordweb

Volgende week toetsje om te kijken of ik mijn werk goed heb gedaan. Wat geef je me nu voor cijfer?

Slide 24 - Woordweb