H4.1 en 4.2 THV

Binnen is beginnen
Schrijf de leerdoelen van deze les in je schrift.
je kunt het verschil tussen een open en een gesloten stroomkring uitleggen.
je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
je kunt uitleggen wat een isolator en een geleider is.
je kunt uitleggen wat stroomsterkte en spanning is.

  Norm: H4.1
Je blijft op je eigen plek zitten
Je laat jezelf en anderen goed werken
timer
20:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Binnen is beginnen
Schrijf de leerdoelen van deze les in je schrift.
je kunt het verschil tussen een open en een gesloten stroomkring uitleggen.
je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
je kunt uitleggen wat een isolator en een geleider is.
je kunt uitleggen wat stroomsterkte en spanning is.

  Norm: H4.1
Je blijft op je eigen plek zitten
Je laat jezelf en anderen goed werken
timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1
  • Stroomkring
  • Elektrische energie

  • Isolerende en geleidende stoffen

  • Stroomsterkte

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Paragraaf 1
  • Stroomkring
Bij deze stroomkring is het lampje met twee snoeren aangesloten op de batterij. Dit noemen we een stroomkring. 

    Slide 4 - Tekstslide

    Wat moet een stroomkring sowieso bevatten?
    A
    - Spanningsbron - Verbindingssnoeren - Apparaat
    B
    - Spanningsmeter - Verbindingssnoeren - Apparaat
    C
    - Stroommeter - Verbindingssnoeren - Apparaat

    Slide 5 - Quizvraag

    Paragraaf 1
    Elektrische stroom bestaat uit bewegende lading (hoeveelheid elektriciteit) die door de onderdelen van de stroomkring beweegt. Onderbreek je de kring, dan valt de lading stil.

    • Elektrische energie
    Als het lampje brandt, dan verbruikt het elektrische energie. Deze energie wordt geleverd door de batterij.

      Slide 6 - Tekstslide

      Paragraaf 1
      • Isolatoren en geleiders
                 Isolatoren                                      Geleiders
      rubber, hout, plastic, lucht.               alle metalen en koolstof

        Slide 7 - Tekstslide

        Welke stoffen laten elektrische stroom gemakkelijk door?
        A
        koper, goud, steen
        B
        Rubber, ijzer, messing
        C
        goud, zilver, brons
        D
        koolstof, ijzer, plastic

        Slide 8 - Quizvraag

        Welke drie stoffen zijn isolatoren?
        A
        Rubber, plastic en hout
        B
        Plastic, tin en hout
        C
        Rubber, koolstof en hout
        D
        Plastic, koper en glas

        Slide 9 - Quizvraag

        Welke stof is geen geleider?
        A
        Alle metalen
        B
        Koolstof
        C
        hout
        D
        zout water

        Slide 10 - Quizvraag

        Paragraaf 1
        • Stroomsterkte
        Stroomsterkte (I) meet je in ampère (A).

        Stroomsterkte = de hoeveelheid deeltjes die in een seconde op een bepaalde plek door de draad stromen



          Slide 11 - Tekstslide

          Slide 12 - Tekstslide

          Stroomsterkte zegt je iets over:
          A
          Hoeveel deeltjes er langs 'stromen'
          B
          Hoe 'snel' de deeltjes gaan
          C
          Hoeveel elektrische energie een deeltje 'draagt'
          D
          Hoe 'energiek' een deeltje is

          Slide 13 - Quizvraag

          Slide 14 - Tekstslide

          Een lamp gebruikt:
          A
          Elektrische stroom
          B
          Elektrische energie
          C
          Elektrische spanning
          D
          Elektrische weerstand

          Slide 15 - Quizvraag

          Paragraaf 2
          •  Spanning

          • Spanningsbronnen
          • Batterijen in serieschakeling
          • Netspanning (230 volt uit het stopcontact)

          Slide 16 - Tekstslide

          Paragraaf 2
          •  Spanning
          Spanning (U) meet je in volt (V).

          Spanning = Verschil in elektrische energie die het deeltje op 2 punten in de stroomkring heeft. 


          Slide 17 - Tekstslide

          Paragraaf 2
            Spanningsbronnen:
            • Lichtnet
            • batterij
            • accu 
            • dynamo




            Slide 18 - Tekstslide

            Normtempo 4.1
            Schrijf de leerdoelen van deze les in je schrift.
            je kunt het verschil tussen een open en een gesloten stroomkring uitleggen.
            je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
            je kunt uitleggen wat een isolator en een geleider is.
            je kunt uitleggen wat stroomsterkte en spanning is.

              Aan de slag

            lesfase
            timer
            20:00

            Slide 19 - Tekstslide

            Paragraaf 2
              • Spanningsbronnen

              Een kleine batterij levert ongeveer 1,5 volt

              Een stopcontact levert ongeveer 230 volt

              Een (elektrische) trein rijdt op 1500 volt


              Slide 20 - Tekstslide

              Spanning zegt iets over:
              A
              Hoeveel deeltjes er langs 'stromen'
              B
              Hoe 'snel' de deeltjes gaan
              C
              Verschil in elektrische energie op 2 punten in stroomkring
              D
              Hoe 'energiek' een deeltje is

              Slide 21 - Quizvraag

              Hoeveel spanning komt er thuis uit een stopcontact?
              A
              22 volt
              B
              23 volt
              C
              220 volt
              D
              230 volt

              Slide 22 - Quizvraag

              Paragraaf 2
              • Batterijen in serieschakeling

              Vaak heb je meer dan een batterij nodig om
              aan de juiste spanning te komen.
              Je moet de batterijen in serie schakelen.

              Als je dit (goed) doet mag je de spanning optellen.

              Slide 23 - Tekstslide

              Als je 4 batterijen van 1,5 volt in serie schakelt, dan krijg je een totale spanning van:
              A
              5,5 volt
              B
              6,0 volt
              C
              2,66 volt
              D
              2,5 volt

              Slide 24 - Quizvraag

              Normtempo 4.1 en 4.2
              Schrijf de leerdoelen van deze les in je schrift.
              je kunt het verschil tussen een open en een gesloten stroomkring uitleggen.
              je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
              je kunt uitleggen wat een isolator en een geleider is.
              je kunt uitleggen wat stroomsterkte en spanning is.

                Aan de slag
              timer
              20:00

              Slide 25 - Tekstslide

              je kunt het verschil tussen een open en een gesloten stroomkring uitleggen.
              😒🙁😐🙂😃

              Slide 26 - Poll

              je kunt de verschillende onderdelen van een stroomkring benoemen.
              😒🙁😐🙂😃

              Slide 27 - Poll

              je kunt uitleggen wat een isolator en een geleider is.
              😒🙁😐🙂😃

              Slide 28 - Poll

              je kunt uitleggen wat stroomsterkte en spanning is.
              😒🙁😐🙂😃

              Slide 29 - Poll