- Tijd nemen om een schrijftaak af te maken of aan een nieuwe te beginnen.
Slide 3 - Tekstslide
Laten we eerst beginnen met het ophalen van voorkennis.
Weet je nog wat een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands is?
Klik in de lessonup op dit icoontje voor het geluidsfragment
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?
A
de / het / een
B
mijn / jouw / onze / zijn
C
voor / na / tijdens / tegelijk
D
dit / dat / die / deze
Slide 5 - Quizvraag
Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?
A
mon/ma/mes
B
le/la/les
C
ce/cet/cette/ces
D
un/une/des
Slide 6 - Quizvraag
Toelichting aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands
Een aanwijzend voornaamwoord vertelt zelf eigenlijk al wat het doet. Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst. Dus bijvoorbeeld:
Dat meisje heeft een mooie tekening gemaakt. Dat = aanwijzend vnw
Klik op het geluidsicoontje
Slide 7 - Tekstslide
En dan nu in het Frans..
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:
Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc
Slide 8 - Tekstslide
Stappenplan aanwijzend vnw [ aantekening!] deel 1
Stap 1 : Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord.
Staat het in het meervoud? [meestal eindigt het op x / s.] --> gebruik CES
par exemple: Ces garçons ont beaucoup de devoirs
Stap 2: is het woord vrouwelijk? [woorden uit je woordenlijst met lidwoord "la"] --> gebruik CETTE
par exemple: Cette salade est délicieuse.
Slide 9 - Tekstslide
Aanwijzend vnw [aantekening] deel 2
* Woorden [met lidwoord un / le] zijn mannelijk. De volgende stappen zijn voor woorden in het MANNELIJK ENKELVOUD
Stap 3a: controleer of het woord begint met een klinker / h
Gebruik: CET. par exemple: Cethôtel est fermé.
Stap 3b: mannelijk enkelvoud. Gebruik: CE
par exemple: Cegarçon travaille bien!
Slide 10 - Tekstslide
En nu even oefenen:
Slide 11 - Tekstslide
sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw
ce
cet
cette
ces
épinards
table (v)
chaise (v)
homme (m)
stylo (m)
devoirs
journaux
Slide 12 - Sleepvraag
_____ livre [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 13 - Quizvraag
________ autographe [mannelijk]
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet
Slide 14 - Quizvraag
______agenda [mannelijk]
A
cette
B
ces
C
ce
D
cet
Slide 15 - Quizvraag
________ filles [vrouwelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 16 - Quizvraag
Article indéfini (onbepaald lidwoord)
Een =
un > mannelijk
une > vrouwelijk
une fille
un garçon
Slide 17 - Tekstslide
un
une
soeur
monsieur
chien
amie
maison
garçon
Slide 18 - Sleepvraag
Slide 19 - Tekstslide
Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan, van wie iets is.
Een bezittelijk voornaamwoord heeft in het Frans 3 vormen: mannelijk, vrouwelijk en meervoud.
In het Frans kijk je niet naar de persoon van wie het is, maar naar het zelfstandig naamwoord dat erachter staat!
Aan het lidwoord kan je zien welke vorm je moet kiezen.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Adjectif possessif
(bezittelijk voornaamwoord)
Let op!
Son/sa/ses kunnen zijn of haar betekenen.
Sa soeur betekent dus zijn zus of haar zus.
Dit kan je meestal uit de context (de zin) opmaken.
Zo niet, dan kies je zelf de vertaling.
Slide 22 - Tekstslide
la mère
A
ton mère
B
ta mère
C
tes mère
Slide 23 - Quizvraag
un frère
A
son frère
B
sa frère
C
ses frère
Slide 24 - Quizvraag
tante
grands-parents
père
mon
ma
mes
ton
ta
tes
son
sa
ses
Slide 25 - Sleepvraag
Bonjour! Moi, je suis Mica!
ma cousine
ma grand-mère
mon père
ma tante
mon oncle
Sandra
Pauline
Cédric
Marie
Luc
Slide 26 - Sleepvraag
Vertaal: mijn tante
Slide 27 - Open vraag
Vertaal: jouw ouders
Slide 28 - Open vraag
Vertaal: haar vader
Slide 29 - Open vraag
La roue
Welk bezittelijk voornaamwoord krijgt het zelfstandig naamwoord?
Slide 30 - Tekstslide
Article défini (bepaald lidwoord)
De/het =
le > mannelijk
la > vrouwelijk
l' > klinker/stomme h
les > meervoud
la fille
le garçon
l'ami
les amis
Slide 31 - Tekstslide
le
la
l'
les
ami
foot
garçons
natation
fille
élève
parents
frère
Slide 32 - Sleepvraag
_______ billet [mannelijk]
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 33 - Quizvraag
______ soirée [vrouwelijk]
A
cette
B
cet
C
ce
D
ces
Slide 34 - Quizvraag
garçons
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 35 - Quizvraag
_____ acteur [mannelijk]
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 36 - Quizvraag
_______ émission (v)
A
cet
B
cette
C
ces
D
ce
Slide 37 - Quizvraag
________ magazine (m)
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces
Slide 38 - Quizvraag
______ journaux
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces
Slide 39 - Quizvraag
________ dame (v)
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces
Slide 40 - Quizvraag
chanteuses
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet
Slide 41 - Quizvraag
______ salade (v)
A
cet
B
ce
C
ces
D
cette
Slide 42 - Quizvraag
Maak: oefening 13+14
van hoofdstuk 6!
Mocht het niet online lukken, dan werkboek B: blz 58+59
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.