1.1 Organismen 1 tl/gl

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Wat gaan we vandaag doen!

• Eerst de leerdoelen bespreken
• Klassikaal organisme behandelen
• opdrachten maken

Leerdoelen

1.1.1 Je kunt uitleggen wat een organisme is.

1.1.2 Je kunt de zeven levenskenmerken noemen.

1.1.3 Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Organismen

Organisme = levend wezen, heeft levenskenmerken.

• mensen
• dieren
• planten

7 levenskenmerken

• De aap kan zien, want hij ziet de mango. Hij kan ook voelen, ruiken, proeven en

horen. Dit zijn voorbeelden van waarnemen.

• De aap slingert van tak naar tak om de mango te pakken. De aap kan bewegen.

• De aap eet de mango op. Dit heet voeden. Drinken hoort ook bij voeden.

• De aap heeft een baby. Apen kunnen zich voortplanten (kinderen krijgen).

• De baby zal groeien tot hij even groot is als zijn vader en moeder.

• Bij uitscheiden gaan er stoffen uit het lichaam van de aap. Bijvoorbeeld bij plassen

en zweten.

• Met zijn longen kan de aap ademhalen.

* Planten hebben ook levenskenmerken 

Leven, dood en levensloos

Leven : 

• mensen en dieren

Dood: 

• Botten, dode dier, boom die gekapt is

Levenloos: 

• water, gras, blikje cola, auto

Groeien

Alle organismen groeien. Dat betekent dat ze groter en zwaarder worden.

Groei en Ontwikkeling

Bij groei: wordt een organisme groter en zwaarder

Bij ontwikkeling: verandert de bouw van een organisme

Wat is een organisme?

1. Dood wezen
2. Levend wezen

Noem 7 levenskenmerken

Hoort een skelet bij, dood, levensloos of leven? Kies de juiste antwoord

Aan de slag!

Maken opdrachten die hoort bij het hoofdstuk organisme.

Niet af?

Dan is de rest huiswerk.