2Ba en 2Bb w4 L1

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben wij vorige week geleert?
1. 
2.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat hebben wij vorige week geleert?
1. Persoonlijke voornaamwoorden
2.

Slide 4 - Tekstslide

Wat hebben wij vorige les geleert?
1. Persoonlijke voornaamwoorden
2.Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Spreken strategieën 
1. Vocabulary                   (Woordenschat)
2. Grammer                      (Grammatica)
3. Pronunciation            (Uitspraak)

Slide 7 - Tekstslide

Spreken strategieën 
1. Vocabulary                   (Woordenschat)



Slide 8 - Tekstslide

Spreken strategieën 
2. Grammer                  (Grammatica)
Wij zijn al begonnen met Grammatica... (oefenen oefenen en …)
(Persoonlijk en Bezittelijke voornaamwoorden) 



Slide 9 - Tekstslide

Spreken strategieën 
3.Pronunciation                 (Uitspraak)
Die gaan wij volgende les doen!



Slide 10 - Tekstslide

Expressions
A.
B.
C.
D.

Slide 11 - Tekstslide

Expressions
A. Je vraagt wa iemand lekker vindt
B.
C.
D.

Slide 12 - Tekstslide

A. Je vraagt wa iemand lekker vindt
1. Wat is je lievelingsgerecht?  (NL)

Slide 13 - Tekstslide

A. Je vraagt wa iemand lekker vindt
1. Wat is je lievelingsgerecht?      (NL)
1. What's your favourite dish?      (En)

Slide 14 - Tekstslide

A. Je vraagt wa iemand lekker vindt
2. Wat denk je van een loempje      (NL)

Slide 15 - Tekstslide

A. Je vraagt wa iemand lekker vindt
2. Wat denk je van een loempje      (NL)
2. How about a spring roll?

Slide 16 - Tekstslide

A. Je vraagt wa iemand lekker vindt
3. Zou je oesters willen proberen.      (NL)

Slide 17 - Tekstslide

A. Je vraagt wa iemand lekker vindt
3. Zou je oesters willen proberen.      (NL)
3. Would you try eating oysters?         (En)

Slide 18 - Tekstslide

Expressions
A. Je vraagt wat iemand lekker vindt
B. Je zeg wat je (niet) lekker vindt      
C.
D.

Slide 19 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
1. Ik heb liever minraalwater dan ijstee.      (NL)

Slide 20 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
2. Ik ben dol op dit voorgerecht met garnalen.      (NL)

Slide 21 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
1. Ik heb liever minraalwater dan ijstee.      (NL)
1. I prefer mineral water to ice tea.         (En)

Slide 22 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
2. Ik ben dol op dit voorgerecht met garnalen.      (NL)
2. I just love this starter with prawns.         (En)

Slide 23 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
3. Ik ben gek op mijn moeders worteltaart.      (NL)

Slide 24 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
3. Ik ben gek op mijn moeders worteltaart.      (NL)
3. I'm mad about my mum's carrot cake .           (En)

Slide 25 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
4. Ik vind pindakaas vies.      (NL)

Slide 26 - Tekstslide

B. Je zegt wat je (niet) lekker vindt
4. Ik vind pindakaas vies.          (NL)
4. I can't stand peanut butter. (En)

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de opdrachten 1.3  1 tot en met 6 af

Slide 30 - Tekstslide