Literaire begrippen wk40

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Verloop (plot)

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

  • Chronologisch/niet-chronologisch​
  • Terugverwijzing (flashback)​
  • Vooruitwijzing (flashforward)​
  • Verteltijd/vertelde tijd​
  • Historische tijd (niet in filmpje)​
  • Tijdsbeeld (niet in filmpje) 

Slide 12 - Tekstslide

Ruimte
De ruimte is de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt. Denk aan de stad of het dorp, maar ook aan belangrijke plaatsen als een bepaald huis, een bepaalde kamer of anderszins. Maar ook weersomstandigheden tellen mee: denk aan onweer bij slechte gebeurtenissen in een verhaal. In een aantal verhalende teksten bestaat er een verband tussen de ruimte en de thematiek.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het vertelperspectief?
A
ik-perspectief
B
meervoudige verteller
C
personale verteller
D
auctoriale verteller

Slide 18 - Quizvraag

Waar is deze afbeelding
een voorbeeld van?
A
Motief
B
Intertekstualiteit
C
Thema
D
Spanningsboog

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn round characters?
A
Verhaalfiguren die geen invloed hebben op het verhaal.
B
Verhaalfiguren die hetzelfde blijven.
C
Verhaalfiguren met een onbelangrijke rol.
D
Verhaalfiguren die veranderen in de loop van het verhaal.

Slide 20 - Quizvraag

Opfrissen begrippen verhaalanalyse
Verteltijd
Vertelde tijd
De tijd die het kost om een verhaal (voor) te lezen (aantal blz.)
De totale tijd die binnen het verhaal verstrijkt (1 jaar, 2 maanden enz.)

Slide 21 - Sleepvraag

Wat is een motief?
A
een terugkerend element in een verhaal
B
de hoofdgedachte van het verhaal
C
datgene wat voorin het boek geschreven staat
D
de reden waarom de hoofdpersoon iets doet

Slide 22 - Quizvraag

Een verhaal dat begint als een sprookje wordt verteld ....
A
Ab ovo
B
In medias res
C
Post rem

Slide 23 - Quizvraag

De deurbel, tweemaal: eerst kort en aarzelend, dan lang en nadrukkelijk. Het snerpende geluid joeg de Noorse boskatten elke keer weer de stuipen op het lijf, en deed ze alle kanten uit stuiven om een goed heenkomen te zoeken – reden voor Mirjam om op weekdagen ’s morgens wanneer de postbode kon aanbellen met een pakje, de elektrische schel vaak af te zetten. De katten gingen voor alles. Vandaag, zondag was de kans op aanbellen vrijwel nihil, zeker nu het nog zo vroeg in de ochtend was, dus had ze de stekker in het contact gelaten.
Tonio door A.FT. van der Heyden

Slide 24 - Tekstslide

het fragment op de vorige slide uit Tonio is een voorbeeld van
A
tijdvertraging
B
tijdversnelling

Slide 25 - Quizvraag

Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
Prehistorie
B
School
C
Stad
D
Italië

Slide 26 - Quizvraag

Wat bedoelen we met 'thematiek' in een verhaal?
A
de overtuiging, maatschappelijk van de schrijver
B
onderwerp en hoofdgedachte van het verhaal
C
de verbinding tussen ruimte en personen

Slide 27 - Quizvraag

Welk perspectief?
Ver, ver weg in de Tweede Wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar.
A
Ik-perspectief
B
Personale verteller.
C
Auctoriale verteller

Slide 28 - Quizvraag