Nieuw Nederlands Hoofdstuk 6 Taalverzorging Sterke werkwoorden

Welkom in de les!
  • Fijn dat jullie er weer zijn
  • Ga er weer goed voor zitten
  • Zorg ervoor dat je je spullen bij de hand hebt (je hebt ook een woordenboek nodig)
  • Leg spullen die je niet nodig hebt (telefoon!) weg
  • Succes!
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de les!
  • Fijn dat jullie er weer zijn
  • Ga er weer goed voor zitten
  • Zorg ervoor dat je je spullen bij de hand hebt (je hebt ook een woordenboek nodig)
  • Leg spullen die je niet nodig hebt (telefoon!) weg
  • Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het eind van de les weet je:
  • wat sterke werkwoorden zijn
  • hoe je de verleden tijd van sterke werkwoorden moet spellen

Slide 2 - Tekstslide

Lesactiviteiten
  • uitleg
  • oefeningen maken
  • maken van (formatieve) toetsjes 
  1. spelling pv van zwakke werkwoorden in de verleden tijd
  2. spelling pv van sterke werkwoorden in de verleden tijd
  3. spelling pv van zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn sterke werkwoorden?

Slide 4 - Open vraag

Sterke werkwoorden
Veranderen van klank in de verleden tijd!

Slide 5 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Schrijven van de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd:
  1. je schrijft het woord zo kort mogelijk
  2. je gebruikt alleen dubbele letters als het voor de uitspraak nodig is
  3. je kijkt naar de vorm voor wij/jullie/zijn om te bepalen of het woord op een - t of een -d eindigt

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Dubbele letters
  • winnen - wonnen (en geen wonen)
  • zwemmen - zwommen (en geen zwomen)
Vorm wij/jullie/zij voor -t of -d
  • ik kocht, want wij/jullie/zij kochten
  • ik bad, want wij/jullie/zij baden
Let op: pv in verleden tijd heeft nooit -dt

Slide 7 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden (hfdst 5)
  • Je zet achter de ik-vorm  -de(n) of -te(n)
Voorbeelden:
ik betaal - ik betaalde - wij betaalden
ik fiets - ik fietste - wij fietsten
ik kaart - ik kaartte - wij kaartten
ik laad - ik laadde - wij laadden

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Maak de startopdracht
  • Bekijk het uitlegfilmpje en lees de theorie
  • Maak de opdrachten (denk eraan 80%!)
  • Oefeningen af en op niveau? Dan de formatieve toetsen maken
  • Instructie voor maken formatieve toetsen: zie huiswerk voor de volgende les in SOM

Slide 9 - Tekstslide

Einde van de les
  • Huiswerk voor donderdag 28 mei: maken opdrachten van Spelling verleden tijd sterke werkwoorden (van hoofdstuk 6)
  • bestuderen van uitlegfilmpje en theorie van spelling verleden tijd sterke werkwoorden
  • maken van de formatieve toetsen
  • Bedankt voor de inzet en tot de volgende keer

Slide 10 - Tekstslide