Weer en klimaat

Weer en klimaat
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Weer en klimaat

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Weer en klimaat

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt het verschil tussen het weer en het klimaat uitleggen.
  2. Je kunt uitleggen wat een parameter is.
  3. Je kunt benoemen wat fysische eigenschappen zijn.
  4. Je kunt vijf verschillende soorten klimaten benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Het weer en klimaat
Het weer is de temperatuur, hoeveelheid neerslag en wind op een bepaalde plaats op een bepaald moment. Dit verandert continue. 

Het klimaat is het gemiddelde weer in een bepaald gebied over een langere tijd (30/40 jaar).

Slide 4 - Tekstslide

Parameters
Het weer en het klimaat worden beïnvloed door verschillende dingen. Deze "dingen" noemen wij parameters. Een parameter is een meetbare eigenschap waarmee je kunt bepalen hoe de situatie is.

Je kent van aardrijkskunde al verschillende geografische parameters zoals reliëf (hoge bergen/aan zee) en de plek (noordpool/evenaar). 
In deze module focussen wij op fysische parameters (bijv. bodemtextuur, deeltjesgrootte, dichtheid en samenstelling van de atmosfeer)

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten
4!

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 2
Het weer

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt de drie verschillende soorten regen benoemen. 
  2. Je kunt de vier verschillende soorten wolken benoemen en tekenen.
  3. Je kunt de eenheid Pascal (Pa) omrekenen naar Bar en omgekeerd.

Slide 8 - Tekstslide

Temperatuur en warmte (herhaling)
Temperatuur is een maat voor de gemiddelde bewegingsenergie van deeltjes. Warmte is de overgedragen energie van iets met een hoge temperatuur naar iets met een lagere temperatuur. 

Slide 9 - Tekstslide

Regen
  • Convectieve regen: Warme lucht koelt af als het opstijgt, condenseert en wanneer er genoeg gecondenseerde druppels zijn valt er regen.  
  • Frontale regen: Twee verschillende luchtstromen (verschillende temperatuur en vochtigheid) ontmoeten. Als een warme lucht massa opstijgt boven een koude lucht massa, koelt de warme lucht af en condenseert de waterdamp, wat leidt tot het ontstaan van regen.
  • Orografische regen: Orografische regen ontstaat wanneer vochtige lucht tegen een berg of een heuvelketen wordt gedwongen om op te stijgen. Lucht stijgt, koelt af en condenseert, waardoor regen ontstaat.

Slide 10 - Tekstslide

Wolken

Slide 11 - Tekstslide

Wolken
Cumulus: Deze wolken hebben een bolvormige, pluizige uitstraling en worden vaak gezien met mooi weer.
Stratus: Deze wolken hebben een vlakke en gelijkmatige laag, meestal in de vorm van een deken. Ze kunnen grijs of wit zijn en kunnen lichte regen of motregen produceren.
Cirrus: Deze wolken bestaan uit ijskristallen en hebben een vezelige, verenachtige uitstraling hoog in de atmosfeer.
Cumulonimbus: Dit zijn krachtige en verticaal uitgestrekte wolken die zich kunnen ontwikkelen tot onweersbuien met bliksem, donder, en zware regenval.

Slide 12 - Tekstslide

Druk

Slide 13 - Tekstslide

Faseovergangen (herhaling)

Slide 14 - Tekstslide

Opdrachten
9!

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
Luchtsamenstelling, smog en fijnstof

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt beschrijven uit welke gassen de lucht is samengesteld.
  2. Je kunt aangeven wat het verschil is tussen smog en fijnstof.
  3. Je kunt aangeven hoe de atmosfeer is opgebouwd. 

Slide 17 - Tekstslide

Samenstelling atmosfeer
  • 78% Stikstofgas (N2)
  • 21% Zuurstofgas (O2)
  • 1%: Argon (Ar), koolstofdioxide (CO2), waterdamp (H2O), neon (Ne), helium (He), methaan (CH4) en Ozon (O3).

Slide 18 - Tekstslide

Opbouw atmosfeer
  • Troposfeer:  10 km hoog. Alle weersverschijnselen. 
  • Stratosfeer: Van 10 tot 50 km hoog. Bevat de ozonlaag.
  • Mesosfeer: Van 50 tot 85 km hoog. 
  • Thermosfeer: Van 80 tot 500 km hoog. Deeltjes absorberen veel hitte.
  • Exosfeer: van 500 km tot 10.000 km hoog. Heel weinig deeltjes

Slide 19 - Tekstslide

Ozonlaag
De ozonlaag houdt een groot gedeelte van de gevaarlijke uv-straling van de zon tegen door de uv-straling te absorberen en om te zetten in warmte. 
Antwoorden opdracht 15!

Slide 20 - Tekstslide

Smog
  • Luchtsoort smog: Verontreinigende stoffen (zoals O3 of NO2) uit industrie reageren met mist. Hierdoor ontstaat een soort schadelijke cocktail aan mist die de zichtbaarheid vermindert en schadelijk is voor de gezondheid. 
  • Fotochemische smog: Ontstaat door een chemische reactie tussen schadelijke gassen onder invloed van zonlicht. 

Slide 21 - Tekstslide

Fijnstof
Kleine deeltjes die in de lucht zweven. We kijken naar twee groottes fijnstof:
  • PM2.5: Deeltjes met een diameter van 2,5 micrometer (1/1000e mm). Zo klein dat de in de longen en de bloedbaan kunnen komen.
  • PM10.0: Deeltjes met een diameter van 2,5 tot 10 micrometer. Ze kunnen wel in de longen terecht komen maar niet in het bloed. 

Slide 22 - Tekstslide

Filmpje

Slide 23 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
Het versterkt broeikaseffect

Slide 24 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt gebruik maken van een hand-out om informatie op te zoeken. 
  2. Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen het broeikaseffect en het versterkt broeikaseffect.
  3. Je kunt uitleggen welke impact een hoge CO2 uitstoot heeft voor het Nederlandse klimaatvolgens het KNMI. 

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video