Economie 4.2 + 4.3 3B

Economie
Meneer Temmink
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Economie
Meneer Temmink

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Is er werk voor jou?
Waar wil je werken?
Doe jij mee op de arbeidsmarkt?

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Quiz met antwoorden van de paragraven!

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het einde weet vooral ik of jullie deze onderwerpen kennen!

Slide 4 - Tekstslide

Wat is arbeidsmotieven?
A
Het indelen van werk
B
Redenen om te werken
C
Zorgen dat je werkt
D
De hele beroepsbevolking

Slide 5 - Quizvraag

Wat is geen arbeidsmotief?
A
Geld verdienen
B
Regelmaat aan je leven
C
Doen waar je zelf zin in hebt
D
Iets nieuws leren

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen productiesector?
A
Zakelijke sector
B
Agrarische sector
C
Industriële sector
D
Dienstverlenende sector

Slide 7 - Quizvraag

Wie zit niet bij de dienstverlenende sector?
A
Winkels
B
Banken
C
Bakkerij
D
Overheid

Slide 8 - Quizvraag

Mijnbouw
Industriële sector
Agrarische sector
Dienstverlenende sector
Ambachten
Banken

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is arbeidsverdeling?
A
Het werk verdelen in verschillende banen
B
Redenen om te werken
C
Zorgen dat je werkt
D
De hele beroepsbevolking

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kan arbeidsverdeling voor een hogere productie zorgen?
A
Mensen doen afwisselend werk
B
Mensen doen hun werk met plezier
C
Mensen doen vooral uitvoerend werk
D
Mensen doen waar ze goed in zijn

Slide 11 - Quizvraag

Arbeidsverdeling kan nadelen hebben. Wat is een nadeel?
A
Je werk kan saai worden
B
Je nettoloon is lager.
C
Je hebt afwisselend werk
D
Je moet harder werken

Slide 12 - Quizvraag

Wat is uitvoerend werk?
A
Bedrijfsleider
B
Directeur
C
Docent
D
Meewerkend voorman

Slide 13 - Quizvraag

Voor geschoold werk heb je ... een beroepsopleiding nodig?
A
Wel
B
Niet

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is juist
A
Als je van het mbo komt kun je geschoold werk doen
B
Als je wilt werken, dan heb je een beroepsopleiding nodig
C
Zonder beroepsopleiding kun je geen baan krijgen
D
Ongeschoold werk verdient meer dan ongeschoold werk

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geschoold werk?
A
Schoonmaker
B
Bouwvakker
C
Vakkenvuller
D
Kok

Slide 16 - Quizvraag

De arbeidsmarkt is het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Werkgevers zorgen samen voor alle vraag naar arbeid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen met een baan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Deze afbeelding is
A
Vraag naar arbeid
B
Aanbod van arbeid

Slide 20 - Quizvraag

Welke bewering is juist?
A
Als het slecht gaat met de economie neemt de werkgelegenheid toe
B
Als mensen meer producten kopen, groeit de werkgelegenheid
C
Het aanbod van arbeid bepaalt hoeveel werkgelegenheid er is
D
Als de koopkracht stijgt, daalt de werkgelegenheid

Slide 21 - Quizvraag

Wanneer hoor je niet bij de beroepsbevolking
A
Wanneer je ouder dan 15 bent
B
Wanneer je werkt
C
Wanneer je werk zoekt
D
Wanneer je op school zit

Slide 22 - Quizvraag

Waardoor kan de beroepsbevolking groeien?
A
Wanneer studenten zijn afgestudeerd
B
Wanneer je immigratie hebt
C
Wanneer je met pensioen gaat
D
Wanneer de pensioenleeftijd omhoog gaat

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel is de beroepsbevolking?
A
9,2 miljoen
B
8,9 miljoen
C
4,5 miljoen
D
9,2 / 8,9 =

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel procent van de beroepsbevolking werkt voltijds?
A
8,9 / 9,2 * 100 =
B
4,4 / 9,2 * 100 = 51,1
C
4,5 / 9,2 *100 = 48,9
D
349.000 / 9.200.000 *100 = 3,8

Slide 25 - Quizvraag

Hoeveel procent van de beroepsbevolking is werkloos?
A
8,9 / 9,2 * 100 =
B
4,4 / 9,2 * 100 = 51,1
C
4,5 / 9,2 *100 = 48,9
D
349.000 / 9.200.000 *100 = 3,8

Slide 26 - Quizvraag

Wie werkt wit?
A
Vrijwilligerswerk
B
Je helpt je ouders bij het huishouden
C
Je betaalt belasting en sociale premies over je inkomen
D
Je betaalt geen belasting over je inkomen

Slide 27 - Quizvraag

Waarom zou je zwart werken?
A
Meer geld verdienen
B
Minder belasting betalen
C
Meer zekerheid als je werkloos raakt
D
Niet strafbaar

Slide 28 - Quizvraag

Einde
Volgende week korte herhaling en 4.4

Lees nu nog de stof door!

Slide 29 - Tekstslide