V3 - Unit 3, lesson 5 donderdag

What are we going to do today?

- Reading in your book
- Lesson 5
- Grammar hand-outs
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

What are we going to do today?

- Reading in your book
- Lesson 5
- Grammar hand-outs

Slide 1 - Tekstslide

Learning Targets
I can:
- write about everyday aspects of your environment in connected sentences
- give detailed descriptions of familiar subjects

Slide 2 - Tekstslide

Reading time!
Learning 
Target
- I can read a book and make a summary.
- I can read texts and answer questions.
What
Read your book or do ReadTheory
How
In silence
Time
10 minutes
Done?

Slide 3 - Tekstslide

Exercises
Learning Target
I can write about everyday aspects of your environment in connected sentences.
I can give detailed descriptions of familiar subjects
What
Lesson 5: exercise 1, 2, 6
How
In your book
Time
The rest of the lesson
Done?
Grammar hand-outs (first 5 pages)

Slide 4 - Tekstslide

Grammar
Learning Target
I can tell the difference between can, could, may, might, be able to and be allowed to. 
I can tell when to use have to, must and should. 
What
Grammar explanation
How
The grammar will be shown on the board.
Time
10 min
Done?
You can start doing the exercises of lesson 5

Slide 5 - Tekstslide

(zou) kunnen, (zou) mogen
Je kunt can, could, may of might gebruiken
Can- kan (is waarschijnlijk)         
It can become very hot in Australia.

Could- zou kunnen, kon (vt) en ook beleefde vorm (iets minder waarschijnlijk.     
It could become very cold tomorrow.

Slide 6 - Tekstslide

(zou) kunnen, (zou) mogen
May- kan (nog minder waarschijnlijk) of mag.    
It may become hot tomorrow, but only if the sun manages to come out.     
You may go outside after you've finished your homework.

Might - kan (zo goed als onwaarschijnlijk) of zou mogen.    
It might become hot tomorrow, but since it's still winter, it's unlikely.  
I might come to your party, but I still have to ask my parents.

Slide 7 - Tekstslide

Je hebt het vermogen, de vaardigheid, of de mogelijkheid om iets te doen.
Can gebruik je dan alleen bij de present simple. 
I can help you

Could gebruik je voor iets dat je mogelijk kan doen of in de verleden tijd.
I could do the split when I was 10.

Slide 8 - Tekstslide

Je hebt het vermogen, de vaardigheid, of de mogelijkheid om iets te doen.
To be able to kun je met elke tijd gebruiken (ook toekomst en voltooid)
She is able to help us (ze kan ons helpen)
She was able to help us (ze kon ons helpen)
She has been able to help us (ze heeft ons kunnen helpen)
She will be able to help us (ze zal ons kunnen helpen)

Slide 9 - Tekstslide

Toestemming
Om aan te geven dat iets van iemand mag kun je can, could, may of be allowed to gebruiken.
Can gebruik je alleen in de present simple.
Could gebruik je als verleden tijd voor can
May is formeler

Slide 10 - Tekstslide

Toestemming
to be allowed to kan met alle tijden gebruikt worden.
I am allowed to go to the party. (Ik mag naar het feestje)
I was allowed to go to the party. (Ik mocht naar het feestje)
I have been allowed to stay up after 9 since I was 12 (Ik mocht al na 9 uur opblijven sinds ik 12 was)
I will be allowed to use my parents' car when I get my drivers license (Ik zou mijn ouders auto mogen gebruiken wanneer ik mijn rijbewijs heb)

Slide 11 - Tekstslide

Have to - moeten
Iets is noodzakelijk -  You have to brush your teeth before bed. 
Iets moet - I have to help my mother make the beds.

Informeel

Slide 12 - Tekstslide

Must
Iets is noodzakelijk of moet (formeler dan have to) - You must make your homework on time!
Om aan te geven dat het heel belangrijk is - You must use a soft cloth to clean your glasses.
Om aan te geven dat het echt niet anders kan of het moet wel zo zijn - She must be thirsty. It's really hot outside.
They must be tired, they haven't slept all night.

Slide 13 - Tekstslide

Should - zou moeten
Als iets zou moeten - You should make your homework before you play videogames.
Als je advies geeft - You should write a thank you note to your grandmother for her nice birthday gift.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Exercises
Learning Target
I can tell the difference between can, could, may, might, be able to and be allowed to.
I can tell when to use have to, must and should.
What
Lesson 5, exercise 1 till 6 and 9
How
In your book
Time
The rest of the lesson
Done?
Grammatica bladen

Slide 16 - Tekstslide

Future tense
Will/ Shall + hele werkwoord
  • Bij spontaan besluit, weigering, verzoek, voorstel, belofte.
(Someone drops an entire bucket of marbles accidentally.) "Don't worry, I will help you."
  • Als het plan ontstaat tijdens het gesprek. 
(You hang out with some friends and you are discussing what to do.) "Shall we go to the cinema?"
  • Voorspelling gebaseerd op mening
(You think your English sucks, but never had a test before this.) "I don't think I will get a good mark for English."

Slide 17 - Tekstslide

Future tense
To be going to + hele werkwoord
  • Als iets zeker gaat gebeuren.
(You see some thunderclouds approaching.) "Look! It is going to rain."
  • Als het plan er al is voor het gesprek plaats vindt. 
(You've bought tickets.) "We are going to go to the cinema."
  • Voorspelling gebaseerd op een aanwijzing. 
(You forgot to study for the test and you're not good at the subject.) "I am going to get a bad mark for English."

Slide 18 - Tekstslide

Future tense
Present Continuous
  • Bij persoonlijke plannen die zeker gaan gebeuren. 
Vaak kun je to be going to en de present continuous gebruiken.
Let op het verschil!
We are going to go to the cinema / We are going to the cinema (beide goed.)

Slide 19 - Tekstslide

Future tense
Present simple
  • Voor dingen die volgens een schema, rooster, dienstregeling gaan.
The train leaves at 9:00
The film begins at 7:00
School starts at 8:45

Slide 20 - Tekstslide