In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
In iedere zin staat een persoonsvorm.
Zinnen met twee persoonsvormen noem je
samengestelde zinnen.
Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.
In samengestelde zinnen staan dus ook twee onderwerpen.
Met een voegwoord, zoals en, maar, omdat of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:
VOORBEELD:
Kim leest een boek. Rick leest een stripverhaal.
Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.
Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:
Giel zit op basketbal. Hij houdt van sporten.
Gielt zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.
In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.
De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.