In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Is een bron betrouwbaar?
Uitleg H 3.2
Zelfstandig werken
Liever zelf aan het werk? Maak open- en gesloten vragen.
LessonUp is gedeeld. Klascode is LRDKF
Slide 2 - Tekstslide
Vaardigheiden
Hoe interpreteer je bronnen?
Slide 3 - Tekstslide
Historische vaardigheden op het examen:
Wat moet je kunnen?
De betrouwbaarheid van een bron bepalen.
Je moet kunnen bepalen of een bron bruikbaar is
Je moet kunnen bepalen of iets een feit of een mening is.
Je moet verschillende soorten bronnen kunnen herkennen.
Oorzaak en gevolg
Verandering en continuïteit
Standplaatsgebondenheid
Inleven/mening vormen
Oefenen met bronnen? Zie blz 188 t/m 193
Slide 4 - Tekstslide
Welke soorten bronnen zijn er?
Beeldbron: plaatje/foto/spotprent/strip/video
Tekstbron
Geluidsbron
Gebouwen, ruïnes ed.
Voorwerpen (schilderijen, beelden, potjes etc)
Belangrijk vraag: Is de bron later door iemand anders gemaakt of door een (historisch) persoon zelf.
Slide 5 - Tekstslide
Masterclass Bronnen
Slide 6 - Tekstslide
Hoe betrouwbaar is de bron? Waar let je op?
Persoon: Wie heeft de bron gemaakt?
Tijd: Wanneer is de bron gemaakt? Toen of later?
Plaats: Waar is de bron gemaakt?
Bedoeling: Wat is het doel van de maker?
Informatie: Hoe kwam de maker aan de informatie?
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Waarom is het belangrijk om voorzichtig om te gaan met foto- en beeldbronnen?
A
Beelden kunnen gemanipuleerd zijn.
B
De beelden kunnen vanuit een gewenste hoek genomen zijn.
C
Moderne technieken als deep fakes kunnen beelden veranderen
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 10 - Quizvraag
Hoe bepaal of je een bron kan gebruiken? Je kijkt naar:
A
Relevantie , betrouwbaarheid en representatief
B
Relevantie en betrouwbaarheid
C
Betrouwbaarheid en representativiteit
D
Slide 11 - Quizvraag
Denk je dat het dagboek van Anne Frank een betrouwbare bron is als iets wil weten over het leven van joodse onderduikers in de Tweede Wereldoorlog?
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Welke totalitaire samenlevingen ontstonden in het Interbellum?
Waardoor wilden mensen een sterke leider voor hun land?
Slide 14 - Tekstslide
Fascisme in Italie
Communisme
Nationaal Socialisme
Politieke stroming die een autoritaire, nationalistische, totalitaire staatsvorm aanhangt en de democratie verwerpt.
extreem- rechts
Politiek streven naar meer land of naar meer macht en erkenning. Een sterke leider. Sterk naionalistisch. Totalitaire staatsvorm. Anti democratisch,
antisemitisch, racistisch,
extreem-rechts
Politiek systeem waarbij alles van iedereen is; een samenleving zonder klasses met een leider van het volk. De productie- en consumptiemiddelen zijn gemeenschappelijk eigendom van de staat en dus van de arbeiders. extreem- links
Slide 15 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kent de -ismes uit het interbellum
Je kan bepalen of een bron betrouwbaar is
Ontstaan en ondergang van de Republiek van Weimar
Je kent de bepalingen uit het Verdrag van Versailles
Je kan de Bierkellerputsch beschrijven
Uitleggen wat het Dawesplan is,
De economische, politieke en culturele doelen van het Dawesplan beschrijven
De Beurskrach van 1929 beschrijven.
Slide 16 - Tekstslide
Welke totalitaire samenlevingen ontstonden in het Interbellum?
Waardoor wilden mensen een sterke leider voor hun land?
Slide 17 - Tekstslide
Het verdrag van Versailles
Duitsland kreeg als enige de schuld van de oorlog.
Duitsland moest herstelbetalingen doen.
Duitsland moest afstand doen van zijn koloniën.
Duitsland mocht alleen nog een staand leger hebben (ca 100.000 man)
Duitsland verloor 12% van zijn grondgebied aan o.a. Tsjechië, Polen, Frankrijk.
Je kent de bepalingen uit het Verdrag van Versailles
Slide 18 - Tekstslide
Je kan uitleggen hoe en wanneer de Republiek van Weimar is ontstaan.
Slide 19 - Tekstslide
De voorstelling die de oude generaals over de Duitse nederlaag lieten zien: een gemene, rode (lees: communistische) boef steekt de dappere Duitse soldaat een mes in de rug. Ofwel Duitsland is verraden door de communisten...
De Dolkstootlegende
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Je kan uitleggen hoe de Bierkellerputsch verliep en de rol van Hitler uitleggen.
Slide 24 - Tekstslide
Je kan uitleggen hoe de Bierkellerputsch verliep en de rol van Hitler uitleggen.
Slide 25 - Tekstslide
Je kan uitleggen hoe het Dawesplan werkt en waarom dit gunstig was voor zowel Duitsland als de VS.
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Slide 29 - Video
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Video
Slide 32 - Video
Je kan een beschrijving geven van de Beurskrach en wereldcrisis van 1929 en de gevolgen voor Europa noemen.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Adolf Hitler is geboren in Oostenrijk.
Op zijn 16e wordt hij van school gestuurd.
De Eerste Wereldoorlog breekt uit. Hitler meldt zich voor het leger.
Hitler gaat bij een politieke partij. Hij wil winnen van de regering. Dit mislukt, hij wordt opgepakt.
Als Hitler vrij komt gaat hij opnieuw de politiek in. Er komt een economische cirsis.
Slide 35 - Sleepvraag
Wat is de dolkstootlegende?
A
Complottheorie dat de Duitsers de oorlog niet hadden verloren als ze door hadden gevochten
B
Complottheorie dat de Duitse legerleiding ontvoerd was door de Fransen
C
Complottheorie dat de Duitse ministers de vrede sloten zonder overleg met de legerleiding
D
Complottheorie dat de Duitse legerleiding de vrede had getekend zonder overleg met de Duitse Keizer
Slide 36 - Quizvraag
De inflatie in de Republiek van Weimar was een gevolg van:
A
De bierkellerputsch van Hitler
B
De beurskrach
C
Het bijdrukken van geld om de herstelbetalingen te kunnen betalen
D
Het Dawesplan
Slide 37 - Quizvraag
Wie waren er schuldig aan het Duitse verlies van WO I, volgens de dolkstootlegende?
A
alleen de joden
B
alleen de communisten
C
alleen de nieuwe regering van Duitsland
D
zowel de joden als de communisten
Slide 38 - Quizvraag
Wat houdt het Dawesplan in?
A
Duitsland krijgt lening van VS voor o.a. herstelbetalingen
B
Duitsland begint weer met het betalen van herstelbetalingen
C
Frankrijk en Engeland verlagen de herstelbetalingen
D
Frankrijk en Engeland geven Duitsland uitstel van de herstelbetalingen