Kapitel 6: Naamvallen stap voor stap uitleg

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Stappenplan naamvallen

3e en 4e naamval

Voorzetsels + Ontleden zinnen

Doelen

Ik ken de voorzetsels met de 3e naamval

Ik ken de voorzetsels met de 4e naamval

Ik kan de zin ontleden (onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp)

Schrijf alle 10 voorzetsels op met de 3e naamval!

Schrijf alle 7 voorzetsels op met de 4e naamval!

Schrijf alle bezittelijke voornaamwoorden op .

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van mannelijk.
der - Gruppe

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van mannelijk.
ein - Gruppe

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van vrouwelijk.
der - Gruppe

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van vrouwelijk.
ein - Gruppe

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van onzijdig.
der - Gruppe

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van onzijdig.
ein - Gruppe

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van meervoud.
der - Gruppe

Schrijf de 1e, 3e en 4e naamval op van meervoud.
kein - Gruppe

Stap 1:

Als 1e kijk je nu of er een voorzetsel of werkwoord in de zin staat met een naamval.   

Zo ja, wat is het voorzetsel in deze zin en welke naamval heeft het.?
Morgen komme ich mit ........ (mijn) Mutter nach Berlin.

1. Morgen / +4
2. komme / +3
3. Mutter / +4
4. mit / +3

Stap 2:

Je weet nu dat "mit" een voorzetsel is en dat het de 3e naamval heeft. Je moet nu bepalen welk woord ervoor zorgt dat je naar m /v/o/mv  moet kijken?

Welk woord bepaald of je het over der/die/das /die (mv) hebt? Is het woord der/die/das /die (mv)
Morgen komme ich mit ........ (mijn) Mutter nach Berlin.

1. Morgen / m
2. mit / v
3. Berlin/m
4. Mutter /v

Stap 3:

Je weet nu:

- welk woord je moet vertalen, 

- wat de vertaling is 

- en dat het een voorzetsel is met de 3e naamval..

- en dat het een die woord is

- vervoeg het woord nu?

Wat wordt dan de vervoeging van het woord "mein"?
Morgen komme ich mit ........ (mijn) Mutter nach Berlin.

1. meinem
2. meiner
3. meinen

Vertaal de volgende woorden

Gebruik het stappenplan

Ohne ...... (deze) Jungen macht es kein Spaß.

1. diesem
2. dieser
3. diese
4. diesen

Wir suchen ständig nach ...... (jouw) Kind

1. deinem
2. dein
3. deine
4. deinen

Um ....... (zijn) Kinder(mv) zu beruhigen, sang er Lieder.

1. seinem
2. seine
3. seiner
4. seinen

Zu ....... (welk) Kind hast du dass gesagt?

1. welchem
2. welchen
3. welche
4. welcher

Geen voorzetsel in de zin?

Tjaaaaaa, wat nu als er geen voorzetsels in de zin staat??

Dan ga je de zin ontleden. 

Ontleden:

Onderwerp: 1e naamval: Wie doet wat OF hij/zij-regel)

Lijdend voorwerp: 4e naamval: Wie/Wat + gezegde + onderwerp OF Hem/Haar-regel)

Meewerkend voorwerp: 3e naamval: AAN/VOOR wie

Wat is in deze zin het onderwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ...(mijn) Mutter
2. gibt
3. ... (haar) Vater
4. ... (een) Geschenk

Wat wordt dan de juiste vervoeging?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. mein Mutter
2. meine Mutter
3. meiner Mutter
4. meinen Mutter

Wat is in deze zin het meewerkend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ... (mijn) Mutter
2. gibt
3. ... (haar) Vater
4. ... (een) Geschenk

Wat wordt de juiste vervoeging?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ihre Vater
2. ihrer Vater
3. ihrem Vater
4. ihr Vater

Wat is in deze zin het lijdend voorwerp?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. ... (mijn) Mutter
2. gibt
3. ... (haar) Vater
4. ... (een) Geschenk

Wat wordt de juiste vervoeging?
...(mijn) Mutter gibt ... (haar) Vater ... (een) Geschenk

1. eine Geschenk
2. eines Geschenk
3. ein Geschenk
4. einen Geschenk

Evaluatie

Oefening 1: Naamvallen

Oefening 2: Naamvallen

Oefening 3: Naamvallen

Oefening 4: Naamvallen