Wat leeft er om je heen?

Wat leeft er om je heen?

Leerdoelen

• Aan het einde van de les kun je de vier groepen organismen benoemen.
• Aan het einde van de les kun je de naam van organismen vinden met behulp van determinatietabellen en zoekkaarten.
• Aan het einde van de les kun je uitleggen wat een biotoop is en hoe abiotische en biotische invloeden organismen beïnvloeden.

Wat weet je al over organismen?

Organismen indelen in vier groepen

• Dieren, planten, schimmels en bacteriën zijn de vier groepen organismen.
• Zoekkaarten en determinatietabellen kunnen helpen bij het vinden van de naam van organismen.

De naam van organismen vinden

• Determinatie met zoekkaarten of determinatietabellen kan helpen bij het vinden van de naam van organismen.
• Zoekkaarten en determinatietabellen zijn handig bij het indelen van organismen in groepen.

Biotoop en invloeden op organismen

• Een biotoop is de juiste leefomgeving voor een organisme.
• Abiotische invloeden zijn invloeden uit de niet-levende natuur, zoals temperatuur en wind.
• Biotische invloeden zijn invloeden uit de levende natuur, zoals voedsel en roofvijanden.

Definities

• Biotoop: een omgeving met geschikte leefomstandigheden voor een organisme.
• Abiotische invloeden: invloeden uit de niet-levende natuur op organismen.
• Biotische invloeden: invloeden uit de levende natuur op organismen.

Wat kan helpen bij het vinden van de naam van organismen?

1. Internet en sociale media.
2. Boeken en kranten.
3. Zoekkaarten en determinatietabellen.
4. Radio en televisie.

Wat zijn biotische invloeden?

1. Invloeden uit de niet-levende natuur op organismen.
2. Invloeden van het weer op organismen.
3. Invloeden van andere organismen op een organisme.
4. Invloeden uit de levende natuur op organismen.

Wat zijn abiotische invloeden?

1. Invloeden uit de niet-levende natuur op organismen.
2. Invloeden uit de levende natuur op organismen.
3. Invloeden van andere organismen op een organisme.
4. Invloeden van het weer op organismen.

Wat is een biotoop?

1. Een omgeving met veel roofdieren.
2. Een omgeving met veel zonlicht.
3. Een omgeving met geschikte leefomstandigheden voor een organisme.
4. Een omgeving met veel water.

Welke vier groepen organismen zijn er?

1. Dieren, bomen, paddenstoelen en bacteriën
2. Dieren, planten, schimmels en bacteriën
3. Insecten, planten, schimmels en bacteriën
4. Dieren, planten, schimmels en algen

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.