werken in een magazijn les 9

werken in een magazijn 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
DienstverleningPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

werken in een magazijn 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Quiz
taken

Slide 2 - Tekstslide

Een magazijn is een plek waar je spullen bewaard
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Wat vind je in een magazijn van een autofabriek
A
auto's
B
fietsen
C
onderdelen
D
computers

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een distributiecentrum?
A
een winkelcentrum
B
een online winkel
C
een groot magazijn
D
een supermarkt

Slide 5 - Quizvraag

Bij ergonomie let je op de werk-omstandigheden van de mens
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

zware spullen moet je altijd alleen tillen
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

wat is een pakbon?
A
een bon met het adres van de besteller
B
een lijst met geleverde producten
C
een lijst met bestelde producten
D
een bon met het adres van de leverancier

Slide 8 - Quizvraag

Een bulkvoorraad is een kleine voorraad
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Mag je zo tillen?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

wat is een ordernummer
A
nummer van een bestelling
B
telefoonnummer
C
nummer van een leverancier
D
faxnummer

Slide 11 - Quizvraag

waarom moet je een voorraad controleren?
A
om te leren tellen
B
je hebt niets anders te doen
C
om te weten wat er aanwezig is

Slide 12 - Quizvraag

Wat hoort niet bij het oud papier?
A
WC rolletje
B
papieren bordje
C
papieren drinkbekertje
D
oude kranten

Slide 13 - Quizvraag

Dit is een waarschuwing pictogram
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

deze stof is licht ontvlambaar
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Hier moet je in de rij gaan staan voor de kassa
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Het kan hier mistig zijn
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Wat is dit
A
steekwagen
B
kruiwagen
C
rolwagen
D
handpallettruck

Slide 18 - Quizvraag

iedereen kan een vorkheftruck gebruiken
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

In een magazijn noem je dit
A
een eettafel
B
een paktafel
C
een cadeautafel
D
een verzameltafel

Slide 20 - Quizvraag

Welke winkel heeft een groot magazijn?
A
kruidvat
B
scapino
C
Ikea
D
Jumbo

Slide 21 - Quizvraag