In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Woordformules
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les kan ik:
Een woordformule maken die past bij een situatie.
uitkomsten berekenen vanuit een woordformule.
Slide 2 - Tekstslide
Lengte kaars = 20 - 4x het aantal uur dat hij brandt Hierin is u het aantal uren. Hoeveel lang is de kaars aan het begin?
A
4 cm
B
20 cm
C
16 cm
D
24 cm
Slide 3 - Quizvraag
Lengte kaars = 20 - 4u Hierin is u het aantal uren. Hoeveel krimpt de kaars per uur?
A
4 cm
B
5 cm
C
16 cm
D
20 cm
Slide 4 - Quizvraag
Lengte kaars = 20 - 4xaantal uren dat hij brandt Hierin is u het aantal uren. Hoe lang is de kaars na 3 uur?
A
-23 cm
B
8 cm
C
13 cm
D
48 cm
Slide 5 - Quizvraag
Lengte kaars = 20 - 4u Hierin is u het aantal uren. Hoe lang duurt het voordat de kaars op is gebrand?
A
4 uur
B
5 uur
C
16 uur
D
20 uur
Slide 6 - Quizvraag
Bereken -24 - 3p als p = 2
A
-30
B
-18
C
-42
D
-56
Slide 7 - Quizvraag
Woordformules
Vaste waarde en variabele waarde
Kosten kerstkaart = 4 + 0,75a
Hierin is a heet aantal kerstkaarten
Slide 8 - Tekstslide
Tim loopt met 13 km/u hard. Hij heeft al 5 km gelopen. Het aantal uur dat hij heeft gelopen noemt hij u.
A
aantal km = 5 + 13u
B
aantal km = 13 + 5u
C
aantal km = 18u
D
aantal km = 13u
Slide 9 - Quizvraag
Woordformules
Tim loopt met 13 km/u hard. Hij heeft al 5 km gelopen. Het aantal uur dat hij heeft gelopen noemt hij u.
Aantal km = 5 + 13u
Slide 10 - Tekstslide
aantal km = 5 + 13u Hoe ver heeft hij na 3 uur gelopen?
A
28 km
B
44 km
C
54 km
D
138 km
Slide 11 - Quizvraag
Woordformules
aantal km = 5 + 13u
Hoe ver heeft hij na 3 uur gelopen?
Slide 12 - Tekstslide
Woordformules
Kosten skipak = 7 + 50a Hierin is a het aantal skipakken. Guusje betaalt 207 euro.
Hoeveel skipakken heeft ze gekocht?
Slide 13 - Tekstslide
Kosten skipak = 7 + 50a Hierin is a het aantal skipakken. Guusje betaalt 207 euro. Hoeveel skipakken heeft ze gekocht?
A
2
B
4
C
5
D
10.357
Slide 14 - Quizvraag
Een woord formule maken
Een fietsverhuur berdrijf verhuurt fietsen voor 7,50 per dag en vraagt de eerste dag 5 euro administratie kosten. Hoe kun je een woordformule maken voor de kosten van het huren van een fiets.