Woordformules

Woordformules
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordformules

Slide 1 - Tekstslide

Lengte kaars = 20 - 4u
Hierin is u het aantal uren.
Hoeveel lang is de kaars aan het begin?
A
4 cm
B
20 cm
C
16 cm
D
24 cm

Slide 2 - Quizvraag

Lengte kaars = 20 - 4u
Hierin is u het aantal uren.
Hoeveel krimpt de kaars per uur?
A
4 cm
B
5 cm
C
16 cm
D
20 cm

Slide 3 - Quizvraag

Lengte kaars = 20 - 4u
Hierin is u het aantal uren.
Hoe lang is de kaars na 3 uur?
A
-23 cm
B
8 cm
C
13 cm
D
48 cm

Slide 4 - Quizvraag

Lengte kaars = 20 - 4u
Hierin is u het aantal uren.
Hoe lang duurt het voordat de kaars op is gebrand?
A
4 uur
B
5 uur
C
16 uur
D
20 uur

Slide 5 - Quizvraag

Bereken -24 - 3p als p = 2
A
-30
B
-18
C
-42
D
-56

Slide 6 - Quizvraag

Oefenen voor de toets
14 t/m 19 blz 168, 169

Slide 7 - Tekstslide

Woordformules
  • Vaste waarde en variabele waarde
  • Kosten kerstkaart = 4 + 0,75a
  • Hierin is a heet aantal kerstkaarten

Slide 8 - Tekstslide

Tim loopt met 13 km/u hard. Hij heeft al 5 km gelopen. Het aantal uur dat hij heeft gelopen noemt hij u.
A
aantal km = 5 + 13u
B
aantal km = 13 + 5u
C
aantal km = 18u
D
aantal km = 13u

Slide 9 - Quizvraag

Woordformules
Tim loopt met 13 km/u hard. Hij heeft al 5 km gelopen. Het aantal uur dat hij heeft gelopen noemt hij u.

Aantal km = 5 + 13u

Slide 10 - Tekstslide

aantal km = 5 + 13u
Hoe ver heeft hij na 3 uur gelopen?
A
28 km
B
44 km
C
54 km
D
138 km

Slide 11 - Quizvraag

Woordformules
aantal km = 5 + 13u
Hoe ver heeft hij na 3 uur gelopen?


Slide 12 - Tekstslide

Kosten skipak = 7 + 50a Hierin is a het aantal skipakken. Guusje betaalt 207 euro.
Hoeveel skipakken heeft ze gekocht?
A
2
B
4
C
5
D
10.357

Slide 13 - Quizvraag

Woordformules
Kosten skipak = 7 + 50a Hierin is a het aantal skipakken. Guusje betaalt 207 euro. 
Hoeveel skipakken heeft ze gekocht?

Slide 14 - Tekstslide

Letterrekenen
  • Bereken 3k - 6 als k = 5


  • Keerteken laten we weg maar moet je erbij denken
  • Getal op de plek van de letter invullen met keerteken
  • Berekening uitvoeren

Slide 15 - Tekstslide

Hoeveel is 2 + 7r als r = 3?
A
12
B
23
C
27
D
75

Slide 16 - Quizvraag

Letterrekenen
2 + 7r als r = 3?

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel is (2 + 5t) : 3 als t = 2
A
4
B
4 2/3
C
16
D
18

Slide 18 - Quizvraag

Letterrekenen
(2 + 5t) : 3 als t = 2

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen
Opgave 17 letterrekenen 
Opgave 16, 18, 19 voor formules
blz. 168, 169

Rekenmachine, bijles, studyflow

Slide 20 - Tekstslide