Het bewegingsapparaat
1 / 45
Onderdelen in deze les
0
Slide 1 - Video
Welke vraag, of vragen heb je?
Slide 2 - Open vraag
Bij een naadverbinding is .... beweging mogelijk tussen de botten
A
Geen
B
Een klein beetje
C
Veel
Slide 3 - Quizvraag
Op welke manier zit de schedel vast?
A
vergroeiing
B
lijmverbinding
C
naadverbinding
D
gewricht
Slide 4 - Quizvraag
naad
verbinding
kraakbeen
verbinding
gewricht
vergroeid
1
2
4
5
6
10
Slide 5 - Sleepvraag
Welke synoviale gewrichten ken je?
Slide 6 - Woordweb
Welke onderdelen bevat een gewricht
Slide 7 - Woordweb
Hoe zit je heup aan elkaar
A
naadverbinding
B
gewricht
C
vergroeid
D
kraakbeen
Slide 8 - Quizvraag
Wat voor soort gewricht
is dit?
is dit?
A
kogelgewricht
B
rolgewricht
C
scharniergewricht
Slide 9 - Quizvraag
Welk type gewricht zit er op de plaats van het vraagteken?
A
Scharniergewricht
B
Rolgewricht
C
Kogelgewricht
Slide 10 - Quizvraag
Hoe heet gewricht nummer 5?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht
Slide 11 - Quizvraag
Welk onderdeel van het gewricht zorgt ervoor dat de botten tijdens het langs elkaar draaien niet slijten?
A
synoviaal vocht
B
gewrichtskapsel
C
Ligamenten
D
kraakbeenlaagje
Slide 12 - Quizvraag
Hoe heet het laagje vloeistof dat tussen de botten in het gewricht zit en ervoor zorgt dat de botten soepel langs elkaar kunnen bewegen?
A
synoviaal vocht
B
gewrichtskapsel
C
ligamenten
D
kraakbeenlaagje
Slide 13 - Quizvraag
Welk onderdeel van een gewricht zorgt voor extra stevigheid?
A
Meniscus
B
Synoviaal vocht
C
kraakbeen
D
Ligamenten
Slide 14 - Quizvraag
In welk deel van het gewricht wordt gewrichtssmeer aangemaakt?
A
gewrichtssmeer
B
gewrichtskapsel
C
gewrichtsband
D
kraakbeenlaagje
Slide 15 - Quizvraag
Waar in het lichaam bevindt zich het gewricht nummer 3?
A
heup
B
schedel
C
teenkootje
D
duim
Slide 16 - Quizvraag
welke verbinding is het meest beweeglijk?
A
vergroeiing
B
naadverbinding
C
kraakbeenverbinding
D
gewricht
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Video
Waarom worden rib 11 en 12 de zwevende ribben genoemd?
Slide 19 - Open vraag
A
STERNUM
B
COSTAE
C
CLAVICULA
D
VERTEBRAE LUMBALIS
Slide 20 - Quizvraag
Zet de wervels in de goede volgorde,
van boven naar beneden.
1
2
3
4
4
T1 t/m T12
Os sacrum
C1 t/m C7
L1 t/m L5
Os coccygis
Slide 21 - Sleepvraag
A
VERTEBRAE LUMBALIS
B
VERTEBRAE THORACALIS
C
VERTEBRAE CERVICALIS
D
OS SACRUM
Slide 22 - Quizvraag
Hoeveel thoracale wervels zijn er?
A
5
B
12
C
7
D
3
Slide 23 - Quizvraag
Hoe worden de lendenwervels verkort weergegeven?
A
C1 t/m C7
B
T1 t/m T12
C
V1 t/m V5
D
L1 t/m L5
Slide 24 - Quizvraag
Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen
Slide 25 - Quizvraag
Wat voor speciale vorm heeft de wervelkolom?
A
s-vorm
B
dubbele s-vorm
C
o-vorm
D
dubbele o-vorm
Slide 26 - Quizvraag
Dankzij de vorm van je wervelkolom en de kraakbeenschijven:
A
blijf je rechtop staan
B
kun je lopen
C
kun je je ledematen bewegen
D
schokt je hoofd niet bij elke stap
Slide 27 - Quizvraag
1
2
3
4
Lordose
Kyfose
Slide 28 - Sleepvraag
Elke wervel bestaat uit:
A
wervellichaam, wervelgat, kraakbeenschijf
B
wervelgat, uitsteeksels, zenuwen
C
wervellichaam, wervelgat, uitsteeksels
D
wervellichaam, wervelgat, bloedvaten
Slide 29 - Quizvraag
Het wervellichaam
A
bestaat uit zenuwen
B
geeft stevigheid aan de wervelkolom
C
bestaat uit kraakbeen
D
zorgt voor de verbinding met de kraakbeenschijf
Slide 30 - Quizvraag
In het wervelgat
A
ligt het ruggenmerg
B
liggen bloedvaten
C
ligt het wervellichaam
D
liggen zenuwen
Slide 31 - Quizvraag
Waarom zitten er van die uitsteeksels aan een wervel?
Slide 32 - Open vraag
Wat zijn de functies van de tussenwervelschijven?
A
het beschermt je ruggenmerg
B
hierdoor kan je je rug een beetje bewegen
C
ze vangen schokken op
D
hierdoor wordt je rug een beetje langer
Slide 33 - Quizvraag
Je wervelkolom bestaat uit verschillende onderdelen. Welke zijn dit?
A
wervels, tussenwervelschijven, spieren en zenuwen
B
wervels
C
wervels, tussenwervelschijven en spieren
D
wervels en tussenwervelschijven
Slide 34 - Quizvraag
Uit welke delen bestaat de borstkas?
A
borstwervels, ribben, borstbeen, hart, longen
B
borstwervels, ribben, borstbeen, hart
C
borstwervels, ribben, borstbeen
D
borstwervels, ribben, borstbeen, hart, longen en maag en lever
Slide 35 - Quizvraag
Waaraan zitten de valse ribben verbonden?
Slide 36 - Open vraag
Welke organen beschermt de borstkas?
A
lever en longen
B
hart en longen
C
maag en longen
D
lever en hart
Slide 37 - Quizvraag
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van de onderste extremiteiten
Femur
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
Patella
Fibula
1
2
3
4
5
6
Slide 38 - Sleepvraag
Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van de hand
Phalanges
Ulna
handwortel-
beentje
Radius
middenhands-
beentje
1
2
3
4
5
Slide 39 - Sleepvraag
Dit been noemen we...................
A
Femur
B
Tibia
C
Fibula
D
Radius
Slide 40 - Quizvraag
Fibula
Femur
Pedis
Os pubis
Os ilieum
Slide 41 - Sleepvraag
Wat zijn de ledematen?
A
De armen
B
De benen
C
De armen en benen
D
Het hoofd
Slide 42 - Quizvraag
Sleep naar de botten die je
ziet op de röntgenfoto:
Spaakbeen
Opperarmbeen
Ellepijp
beentjes
beentjes
vingerkootjes
