W17 1VH hst 5 les 1 (intro + 4.1)

De Middeleeuwen
We beginnen deze week aan een nieuw hoofdstuk: Monniken en Ridders. In dit hoofdstuk gaan we het hebben over de eerste 500 jaar na de val van het Romeinse Rijk.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

De Middeleeuwen
We beginnen deze week aan een nieuw hoofdstuk: Monniken en Ridders. In dit hoofdstuk gaan we het hebben over de eerste 500 jaar na de val van het Romeinse Rijk.

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij van de Middeleeuwen

Slide 3 - Woordweb

Lesdoelen
Ik weet hoe het Frankische Rijk bestuurd wordt.
Ik weet wie Karel de Grote was en kan uitleggen waarom hij belangrijk is in de westerse geschiedenis

Slide 4 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 5 - Tekstslide

Eerst de naam: 
De Middeleeuwen

  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 6 - Tekstslide


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

  • Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)

Slide 7 - Tekstslide


Het Frankische Rijk
751-870



  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Filmpje Karel de Grote
Je krijgt straks een filmpje te zien over Karel de Grote. Daarna krijg je een aantal vragen. Tijdens het kijken van het filmpje maak je zo goed mogelijk aantekeningen. Je kan het filmpje even op pauze zetten om dingen uit te schrijven maar zorg wel dat je de tekst niet letterlijk overschrijft. Heb je, je aantekeningen gemaakt facetime dan met een klasgenoot om met elkaar te overleggen wat jullie hebben opgeschreven.

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Facetime een klasgenoot
Doe even aan sociaal contact door een klasgenoot te facetime of te videobellen. Controleer de aantekeningen van elkaar. Wat hebben jullie opgeschreven, hebben jullie te veel of te weinig opgeschreven. Maak daarna de onderstaande vragen. 

Slide 12 - Tekstslide

Welk land van nu zou afstammen van het Frankische rijk?
A
Frankrijk
B
België
C
Duitsland
D
Nederland

Slide 13 - Quizvraag

Waarom vroeg de Paus hulp aan de Frankische koningen?
A
Om Rome te beveiligen tegen de Longobarden
B
Om even te komen eten
C
Lekker koffie drinken met zn allen
D
Als test voor het ware geloof

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heet het ook alweer als je gelooft in meerdere goden?
A
Polytheïsme
B
Monotheïsme
C
Liberalisme
D
Unotheïsme

Slide 15 - Quizvraag

Waarom moet de heilige boom omgehakt worden?
A
Voor brandhout
B
Als symbool voor kwaad
C
om de Saksen kwaad te maken
D
Laten zien dat die boom niet heilig is

Slide 16 - Quizvraag

Waarom kan Karel de Grote niet overal zijn in zijn rijk?
A
Communicatie was lastig
B
Rijk is te groot
C
Reizen gaat niet snel in die tijd
D
Ambtenaren reizen en controleren ook veel

Slide 17 - Quizvraag

Waarom komt er oorlog met de Longobarden?
A
Omdat de Paus dit vraagt
B
Zodat Karels rijk nog groter wordt
C
Zodat hij op vakantie kan naar Rome
D
Voor het weer natuurlijk...

Slide 18 - Quizvraag

Waarom is de Palts (het paleis) in Aken naar Romeins voorbeeld gemaakt?
A
Karel wil laten zien hoe belangrijk hij is
B
Karel kon zelf niets verzinnen
C
Karel was onder de indruk geraakt in Rome
D
Rome staat voor luxe

Slide 19 - Quizvraag

Waarom is voor sommigen Karel de Vader van Europa?
A
Hij heeft één munt ingevoerd
B
Hij heeft West-Europa verenigd
C
Heeft taal veranderd in Europa
D
rijken verslagen en onder 1 leider gebracht

Slide 20 - Quizvraag


Het leenstelsel

  • Karel de Grote kon zijn land niet alleen besturen.
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten

  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

Slide 21 - Tekstslide

De leenman
De leenheer:
Karel de Grote
Het leen (de grond) dat de leenman 'in leen' krijgt.
De vier plichten van een leenman:
  • Hij moest trouw zweren aan de koning; 
  • Hij moest zijn gebied besturen en er recht-spreken;
  • Hij moest jaarlijks belasting aan de koning betalen; 
  • Als er oorlog was in het Rijk, moest hij met zijn eigen soldaten meevechten in het leger van de koning.
De leenman zweert trouw aan zijn leenheer, Karel de Grote.

Slide 22 - Tekstslide


Het Frankische Rijk valt uiteen

  • Het rijk werd na de dood van Karel de Grote en zijn zoon Lodewijk de Vrome steeds meer verdeeld en verdeeld en verdeeld...
  • De edelen die deze gebieden bestuurden, 'vergaten soms maar even' dat zij dit gebied offcieel nog steeds in leen hadden van hun leenheer!

  • Of ze leenden het weer verder uit aan achterleenmannen...

Slide 23 - Tekstslide

Net zolang tot het Rijk uit elkaar valt

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 25 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De man helemaal links op de afbeelding is Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
Karel de Grote wordt nu de leenheer van de leenman
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw
belooft een leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding is een directe bron over Karel de Grote.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quizvraag

Op deze afbeelding uit de dertiende eeuw belooft een
leenman trouw aan Karel de Grote.

Is deze uitspraak goed of fout?
De afbeelding gaat over de manier waarop Karel de Grote zijn land bestuurde
A
Goed
B
Fout

Slide 29 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 30 - Quizvraag

Begrippen uit deze les

  • Middeleeuwen
  • Franken
  • leenstelsel (feodalisme)
  • leenheer
  • leenman
  • vazal

Slide 31 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

  • Middeleeuwen
  • Franken
  • leenstelsel (feodalisme)
  • leenheer
  • leenman
  • vazal

Slide 32 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

  • Middeleeuwen
  • Franken
  • leenstelsel (feodalisme)
  • leenheer
  • leenman
  • vazal

Slide 33 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je
deze les hebt geleerd

Slide 34 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 35 - Open vraag