2BK Unit 5

2BK Unit 5
Vocabulary & Grammar
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2BK Unit 5
Vocabulary & Grammar

Slide 1 - Tekstslide

Engels - Nederlands
Kies het juiste antwoord

Slide 2 - Tekstslide

Busker
A
Ober
B
Straatartiest
C
Goochelaar
D
Jongleerder

Slide 3 - Quizvraag

Cub
A
Club
B
Hoek
C
Welp
D
Slagtand

Slide 4 - Quizvraag

Equipment
A
Spullen
B
Gereedschap
C
Gereedschapskist
D
Uitrusting

Slide 5 - Quizvraag

Disappear
A
Verdwijnen
B
Verschijnen
C
Uitsterven
D
Jagen

Slide 6 - Quizvraag

Engels - Nederlands
Vertaal het woord, let op je spelling!

Slide 7 - Tekstslide

Fine

Slide 8 - Open vraag

Flat

Slide 9 - Open vraag

Paintbrush

Slide 10 - Open vraag

Candyfloss

Slide 11 - Open vraag

Merry-go-round

Slide 12 - Open vraag

Nederlands - Engels
Vertaal het woord, let op je spelling!

Slide 13 - Tekstslide

Botsauto's

Slide 14 - Open vraag

Gokken

Slide 15 - Open vraag

Buigen

Slide 16 - Open vraag

Zoogdier

Slide 17 - Open vraag

Winkeldief

Slide 18 - Open vraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes en een vorm van will of shall.

Slide 19 - Tekstslide

(?) ____ (you - to give) me a call tomorrow?

Slide 20 - Open vraag

(?) ____ (we - to go) swimming next weekend?

Slide 21 - Open vraag

(–) ____ (they - to win) a match without practise.

Slide 22 - Open vraag

Kies het juiste woord: bijvoeglijk naamwoord of bijwoord.

Slide 23 - Tekstslide

We played a (perfect / perfectly) game.
A
perfect
B
perfectly

Slide 24 - Quizvraag

After classes, she walked home (quick / quickly).
A
quick
B
quikcly

Slide 25 - Quizvraag

This bus is so (slow / slowly)!
A
slow
B
slowly

Slide 26 - Quizvraag

The dog barked (loud / loudly) when the bell rang.
A
loud
B
loudly

Slide 27 - Quizvraag

Maak de zinnen af met de woorden tussen haakjes. Gebruik de present perfect.

Slide 28 - Tekstslide

(–) No, ____ (I - to see) her for a long time.

Slide 29 - Open vraag

(?) ____ (they - to decide) what they're going to do?

Slide 30 - Open vraag

(?) What ____ (Kelly - to do) with her hair?

Slide 31 - Open vraag

Geef de voltooide tijd van de volgende werkwoorden.

Slide 32 - Tekstslide

Come

Slide 33 - Open vraag

Give

Slide 34 - Open vraag

Go

Slide 35 - Open vraag

Have

Slide 36 - Open vraag

Win

Slide 37 - Open vraag

Write

Slide 38 - Open vraag