* als een pro berekenen van de vervangingsweerstand.
* weten hoe de spanning en stroom zich verdeelt
Je kent het knopje x-1 op de rekenmachine
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Weerstandschallenge
Lesdoelen:
* als een pro berekenen van de vervangingsweerstand.
* weten hoe de spanning en stroom zich verdeelt
Je kent het knopje x-1 op de rekenmachine
Slide 1 - Tekstslide
De weerstands-challenge
Bereken van de volgende schakelingen de vervangingsweerstand Rv.
Schrijf de berekening in je schrift. Klik dan het antwoord open.
We beginnen makkelijk en gaan door tot
"is die docent wel goed bij haar hoofd ?????"
Slide 2 - Tekstslide
Vervangingsweerstand
Bereken van de volgende schakeling de Rv
Rv=50Ω
Slide 3 - Tekstslide
Vervangingsweerstand
Bereken van de volgende schakeling de Rv:
Rv=R1+R2
Slide 4 - Tekstslide
Vervangingsweerstand
Bereken van de volgende schakeling de Rv:
KEN JE HET knopje x-1 ??
1/Rv=1/30+1/20
dus
Rv=12Ω
Slide 5 - Tekstslide
Parallelschakeling
Geef de formule voor het berekenen van Rv:
1/Rv=1/R1+1/R2
dus
Rv=1/(1/R1+1/R2)
Slide 6 - Tekstslide
Vervangingsweerstand
Bereken de Rv als R1 en R2 gelijk zijn. Wat valt je op?
1/Rv=1/R1+1/R1=2/R1
dus
Rv=0,5 R1
De weerstand is de helft van de individuele weerstanden.
Slide 7 - Tekstslide
Weerstand en stroom
Wat wordt de stroom in de boventak en in de ondertak?
Neem aan dat overal U = 100 Volt.
Mavo4: kijk op blz 175!
I1 x R1=U en I2 x R2=U want U is in beide takken hetzelfde.
Invullen:
20 x I1 = U en 30 x I2 = U oftewel
20 x I1 = 30 x I2
Dus I1 = (30/20) x I2 = 1,5 x I2.
I1 is het grootste, meeste stroom door de tak met lagere weerstand.
Gebruik mijn wet!
Slide 8 - Tekstslide
Weerstand en geleiding
Schat de Rv als R1 veel groter is dan R2.
Probeer het uit met een getallen voorbeeld R1=1 en R2=1000 Ohm bijvoorbeeld).
Dan zie je:
1/Rv=1/R1+1/R2 is ongeveer 1/R2 (in het voorbeeld: waarde 0,999 Ohm)
dus Rv = R2 (ongeveer)
"de grote weerstand doet bijna niet mee"
(wat dan weer komt doordat er bijna geen stroom doorheen gaat)
Slide 9 - Tekstslide
Weerstand en geleiding
Bereken van de volgende schakeling de Rv:
Doe eerst alleen het stukje dat parallel is: Rv=1/(1/30+1/20)+60
Vervang dus de twee weerstanden die parallel zijn geschakeld door een weerstand van 60 Ohm.
Dan nieuwe Rv = 60 + 12 = 72Ω
Slide 10 - Tekstslide
Weerstand en geleiding
mavo mag deze overslaan... Bereken van de volgende schakeling de Rv:
Rv=1/(1/R1+1/R2)+R3
Slide 11 - Tekstslide
Weerstand en geleiding
Schat van de volgende schakeling de Rv in 2 significante cijfers
(=geen cijfers achter de komma):
Een snelle schatting toont dat de onderste tak ergens in de kΩ's zit.
Dus die doet nauwelijks mee. Rv zal dus zo'n 60Ω zijn.
Ofwel, precies: 57,3Ω
Slide 12 - Tekstslide
En nu "moeilijk"
Bereken van de volgende schakeling de Rv:
Schuiftruc: de groene stippen links (en ook rechts) schuif je in elkaar. Dan herken je dat R4, R1 en R2 samen maar EEN parallelschakeling vormen van drie weerstanden.
Rv is (de parallelschakeling van R1 R2 en R4) + R3
dus: (1/(1/60+1/20+1/30))+60=70Ω
Slide 13 - Tekstslide
Ook "moeilijk"
Bereken van de volgende schakeling de Rv:
Rv=32,7 Ω
Hint: doe eerst de hele onderste tak, die is 12 + 60 = 72 Ω
Slide 14 - Tekstslide
En nu "moeilijk"
mavo mag deze overslaan Bereken van de volgende schakeling de Rv:
Rv=1/(1/R4+1/(R3+1/(1/R1+1/R2)))
Slide 15 - Tekstslide
Zet de stopwatch aan =>
Bereken van de volgende schakeling de Rv:
Kan heel snel.
HOE SNEL LUKT DAT JOU?
20 Ohm
Onderin zie je dat R1 en R2 parallel staan aan elkaar (weerstand halveert als je twee dezelfde waarden in parallel hebt), idem voor R3 en R5. Deze twee 'blokken" staan met elkaar in serie en geven samen dus 40 ohm.
stopwatch
00:00
Slide 16 - Tekstslide
Lever je oplossing in van de eindbaasvraag met in het antwoord nog de R1 t/m R5