Werkwoordspelling tt zelf oefenen

Werkwoordspelling tegenwoordige
tijd zelf oefenen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling tegenwoordige
tijd zelf oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De moeder ....
(opvoeden) zonder problemen vier kinderen op.
A
voed
B
voeden
C
voet
D
voedt

Slide 3 - Quizvraag

De wanbetaler .... (aflossen)
zijn schuld liever niet af.
A
lost
B
aflost
C
aflossen
D
losst

Slide 4 - Quizvraag

De brave leerling ...
(versieren) de stoel van de meester.
A
versier
B
versierd
C
versiert
D
versierdt

Slide 5 - Quizvraag

Moeder .... (smeren) nog maar
een boterham met pindakaas
voor haar kind.
A
smeert
B
smeren
C
smeerd
D
smeerde

Slide 6 - Quizvraag

Joep had drie wedstrijden gewonnen, hiermee ....(kwalificeren) hij zich voor de finale.
A
kwalificeer
B
kwalificeerd
C
kwalificeerde
D
kwalificeert

Slide 7 - Quizvraag

Anton .... (lozen) zijn vrienden,
zodat hij de chocolade in zijn eentje kan opeten.
A
loozt
B
loost
C
loosde
D
loos

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Marit .... (afrekenen) het brood af bij
de bakker, van het wisselgeld koopt ze kauwgum.
A
rekend
B
afrekent
C
rekente
D
rekent

Slide 10 - Quizvraag

Na een dag hard werken, ....
(geuren) vader een beetje.
A
geuren
B
geur
C
geurt
D
geurd

Slide 11 - Quizvraag

Kunnen we deze situatie laten ....
(voortduren) zonder er iets over te zeggen?
A
voortduren
B
voortduurt
C
duurt
D
voortduuren

Slide 12 - Quizvraag

Oma kan zich de nieuwe auto niet
.... (permitteren).
A
permitteert
B
permitteerd
C
permitteren
D
permitteerden

Slide 13 - Quizvraag

De klerk ....
(stempelen) het formulier.
A
stempeld
B
stempelde
C
stempelt
D
stempel

Slide 14 - Quizvraag

Uit verveling ...
(ijsberen) Eric door het huis.
A
ijbeerd
B
ijsberen
C
ijsbeerde
D
ijsbeert

Slide 15 - Quizvraag

Deborah .... (administreren) die
nieuwe facturen verkeerd.
A
administreert
B
administreerd
C
administreer
D
administreede

Slide 16 - Quizvraag

Henk ....(oprollen) de slang op en legt hem weg.
A
rolt
B
rolde
C
rold
D
rol

Slide 17 - Quizvraag

Melle .... (filosoferen) over
een betere wereld.
A
filosofeerd
B
filosofeert
C
filosofeerde
D
filosofeer

Slide 18 - Quizvraag

Ik .... (lopen) van huis naar school
met een vriendin
A
loopt
B
liep
C
lop
D
loop

Slide 19 - Quizvraag

..... (vragen) jij de docent even
wat het huiswerk is?
A
Vraagt
B
Vraag
C
Vraagd
D
Vragen

Slide 20 - Quizvraag

Het meisje .... (hebben)
twee vlechten in haar haar
A
hebt
B
heeft
C
had
D
heb

Slide 21 - Quizvraag

De jongens .... (spelen) voetbal
met elkaar op het plein
A
speelt
B
spelt
C
spelen
D
spele

Slide 22 - Quizvraag

Fleur .... (kopen) graag mooie kleren
bij de Bershka in Hilversum
A
koopt
B
kocht
C
koop
D
koopd

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

test jezelf en versterk jezelf
Werk stil online
spelling 1.8

Slide 25 - Tekstslide

Lesdoelen behaald

Slide 26 - Tekstslide