transport door membranen 3

Goedemiddag!
Pak je je IPad voor je? Ga dan naar LessonUp.
Vandaag is de laatste les over transport door membranen.
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemiddag!
Pak je je IPad voor je? Ga dan naar LessonUp.
Vandaag is de laatste les over transport door membranen.

Slide 1 - Tekstslide

Programma van deze les
  1. Terugblik op vorige les: osmose
  2. Vaardighedenpracticum 3: nauwkeurig pipetteren met de micropipet
  3. Nieuwe lesstof: Passief en actief transport door membranen
  4. Afsluiting met korte quiz over de nieuwe lesstof

Slide 2 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat een semipermeabel membraan is.

Slide 3 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat osmose is.

Slide 4 - Open vraag

Osmose in dierlijke cellen
Osmose in plantencellen

Slide 5 - Tekstslide

Hoe noem je het als de oplossing waarin een cel zich bevindt een lagere osmotische waarde heeft dan de cel?
A
hypertone oplossing
B
hypotone oplossing
C
isotone oplossing

Slide 6 - Quizvraag

Vaardighedenpracticum 3
Zeer nauwkeurig vloeistoffen afmeten met de micropipet.
We maken gebruik van eppendorfcupjes (epjes).
We gaan de micropipetten zelf afstellen op de juiste volumes.

Slide 7 - Tekstslide

Wat mag je nooit doen met de micropipet? Leg uit waarom je dit niet moet doen.

Slide 8 - Open vraag

De micropipet
Houd de micropipet nooit op de kop!

Draai de micropipet nooit verder door dan de aangegeven volumes!

Micropipetten zijn duur, het gebruik ervan is voor je eigen risico.

Slide 9 - Tekstslide

Benodigdheden
  • twee micropipetten van verschillende volumes
  • 2 pipetpunten van verschillende volumes
  • 4 eppendorf cupjes (epjes) van verschillende volumes 
  • water

Slide 10 - Tekstslide

Methode
  1. Bekijk de pipetten en bepaal welke het kleinste en welke het grootste volume heeft.
  2. Zet de juiste pipetpunt op elke micropipet. Duw niet te hard, anders kun je hem niet met de knop losschieten.
  3. Kijk op het epje welk volume je moet afstellen op je micropipet. Stel deze in door te draaien aan de knop bovenop. Draai nooit buiten de aangegeven volumes!

Slide 11 - Tekstslide

Methode
4. Vul de epjes met behulp van de micropipet tot het juiste volume met water.
5. Controleer na elk epje op hij precies tot het streepje is gevuld. Is dit niet zo? Bedenk waar dat aan ligt en probeer het nog eens.
6. Als alle epjes gelukt zijn verwijder je de pipetpunt en legt alle spullen in de hoek van je tafel.

Slide 12 - Tekstslide

Passief en actief transport door membranen

Leerdoel

Je kunt beschrijven hoe transport van stoffen door membranen plaatsvindt.

Slide 13 - Tekstslide

Passief transport door membranen
Bij passief transport worden stoffen door het membraan heen getransporteerd van een hoge naar een lage concentratie, met het concentratieverval mee.
Diffusie en osmose zijn een voorbeeld van passief transport.
Ook porie-eiwitten zoals aquaporines zijn een vorm van passief transport.

Slide 14 - Tekstslide

Een cel kan de doorlatendheid voor een stof veranderen door porie-eiwitten te openen of te sluiten

Slide 15 - Tekstslide

Passief transport van grote moleculen kan ook plaatsvinden d.m.v. transporteiwitten. Deze hebben geen porie, maar binden een specifiek molecuul en kunnen deze in of uit de cel brengen.

Slide 16 - Tekstslide

Diffusiesnelheid 
Voor veel stoffen is de diffusiesnelheid afhankelijk van de hoeveelheid porie-eiwitten en transporteiwitten in het membraan van de cel. Hoe meer, hoe sneller de diffusie verloopt.

Slide 17 - Tekstslide

In de longblaasjes nemen we zuurstof op en geven CO2 af. Via welk proces vindt deze opname en afgifte plaats?
A
diffusie
B
osmose
C
actief transport door transporteiwitten
D
passief transport door porie-eiwitten

Slide 18 - Quizvraag

Gaat het transport van O2 en CO2 in de longen met het concentratieverval mee?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Actief transport
In een cel kan ook transport plaatsvinden tegen het concentratieverval in, dit heet actief transport. Dit gebeurt niet automatisch, maar hier is energie voor nodig.
Die energie wordt geleverd door ATP moleculen.

Slide 20 - Tekstslide

Actief transport door transporteiwitten

Slide 21 - Tekstslide

Transport door blaasjes 
Blaasjes die van buiten naar binnen versmelten met het celmembraan heet endocytose en blaasjes die van binnen naar buiten versmelten heet exocytose.
Wordt er via transportblaasjes voedsel opgenomen in de cel, dan heet dit fagocytose

Slide 22 - Tekstslide

diffusie
passief via poriën
actief via transport eiwit

Slide 23 - Sleepvraag

Niet waar
Waar
Bij transport door blaasjes kunnen stoffen zowel van binnen de cel naar buiten worden gebracht als andersom.
Bij actief transport worden stoffen van een hoge naar een lage concentratie verplaatst.
Bij passief transport is geen energie nodig en bij actief transport wel.
Transporteiwitten kunnen alleen voor actief transport gebruikt worden.
Passief transport vindt plaats door diffusie, osmose en transporteiwitten.
Osmose vindt plaats als sommige moleculen de semipermeabele wand wel kunnen passeren en andere niet, waardoor er een verschil in waterniveau ontstaat.
Diffusie vindt alleen plaats door een semipermeabele wand.

Slide 24 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Wat: Paragraaf 1.5: opdr. 39 t/m 42, 44 t/m 46 en 48 t/m 51
Hoe: Je mag zacht overleggen met je buur. Heb je een vraag, lees eerst de lesstof. Lukt het niet? Steek dan je hand op (oranje). TIP: Lees voor je begint de lesstof van 1.5!
Tijd: tot 13:53 (je mag je spullen inpakken maar blijf wel zitten)
Klaar?: Ga aan de slag met de opgaven uit vorige
paragrafen die je nog niet hebt gemaakt. 


Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting
Volgende les gaan we het practicum uitvoeren in tweetallen. Hiervoor krijg je een cijfer. Zowel je werkhouding, de resultaten van je proef als je verslag zal worden beoordeeld.

Slide 26 - Tekstslide