In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 2 - Bewegen
Voorbereiden op afsluitende toets H2
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf de namen op van botten die je nog weet.
Slide 2 - Woordweb
Vul het ontbrekende woord in: Alle ................ samen vormen het skelet
Slide 3 - Open vraag
Vul het ontbrekende woord in: Ribben, borstbeen en een deel van de wervelkolom vormen samen .................
Slide 4 - Open vraag
Vul het ontbrekende woord in: Je armen en benen noem je ....................
Slide 5 - Open vraag
Zet de botten op de juiste plek
Schedel
Heupbeen
Schouderblad
Scheenbeen
Ruggenwervel
Knieschijf
Dijbeen
Ribben
Slide 6 - Sleepvraag
Alle botten in je lichaam
Bescherming hersenen
Botten in wervelkolom
Zitten tussen je wervels
De ribben zitten voor vast aan ...
Vormen samen je borstkas
Wervels
Skelet
Borstbeen, ribben en wervels
Tussenwervelschijven
Schedelbeenderen
Borstbeen
Slide 7 - Sleepvraag
Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan
Slide 8 - Quizvraag
De wervelkolom werkt als schokdemper door:
A
Dubbele S-vorm
B
Naadverbinding
C
Vergroeiing
D
Gewricht
Slide 9 - Quizvraag
Door de dubbele S-vorm vangt je wervelkolom schokken op. Op welke manier vangt je wervelkolom nog meer schokken op?
Slide 10 - Open vraag
De namen van de vier beenverbindingen zijn
A
Vergroeid, Kraakbeen,
Gewricht, Naad
B
Verbening, Kraakbeen
Borstbeen, Gewricht
C
Scharnier, Kogel, Kraakbeen
D
Rol, Gewricht, Borstbeen
Slide 11 - Quizvraag
Gewricht
Naad-verbinding-
Vergroeide botten
Kraakbeen
Slide 12 - Sleepvraag
1
2
3
4
vergroeiing
naadverbinding
gewrichten
kraakbeen
Slide 13 - Sleepvraag
Tijdens de Olympische wegwedstrijd van 2016 won turnster Sanne Wevers goud op de balk. Bij turnen gaat het om lenigheid, spierbeheersing en kracht. Door welke functie van het skelet kan zij de oefening op de balk turnen?
A
Beweging mogelijk maken
B
Organen beschermen
C
Vorm geven aan je lichaam
D
Stevigheid geven aan je lichaam
Slide 14 - Quizvraag
Welke beenverbinding kan een goed bewegen?
A
Gewricht
B
Kraakbeen
C
Naadverbinding
D
Vergroeiing
Slide 15 - Quizvraag
Waar bevindt zich een kogelgewricht?
A
In je elleboog
B
In je hand
C
In je onderarm
D
In je schouder
Slide 16 - Quizvraag
Welke beweging is mogelijk bij een scharniergewricht?
A
Bij een scharniergewricht rolt het ene bot om het andere bot.
B
Een scharniergewricht kan alle kanten op bewegen.
C
Een scharniergewricht kan in één richting bewegen.
Slide 17 - Quizvraag
Bij welke spierblessure trekt een spier plotseling samen?
A
Spierkramp
B
Spierpijn
C
Spierscheuring
Slide 18 - Quizvraag
Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren
Slide 19 - Quizvraag
De arm wordt gebogen, wat gebeurd er met de armtrekspier en wat gebeurt er met de armbuigspier?
A
armtrekspier ontspant, armbuigspier trekt samen
B
armtrekspier ontspant, armbuigspier ontspant
C
armtrekspier trekt samen en armbuigspier ontspant
D
armtrekspier trekt samen, armbuigspier trekt samen
Slide 20 - Quizvraag
Welke blessure hoort bij de omschrijving?
Beschadiging van een spier door een plotselinge beweging
De gewrichtskogel is uit de kom
Beschadiging van weefsel zonder scheuring of breuk
Te ver uitgerekt gewrichtskapsel/kapselbanden
Verzwikking
Kneuzing
Spierscheuring
Ontwrichting
Slide 21 - Sleepvraag
Wat is ontwrichting?
Slide 22 - Open vraag
Hoe verklein je de kans op het oplopen van een sportblessure?
A
Warming up
B
Cooling down
C
Warming up & cooling down
D
Warming up, cooling down & beschermende middelen dragen
Slide 23 - Quizvraag
Goede houding
Slechte houding
Slechte houding
Slide 24 - Sleepvraag
Er zijn verschillende typen gewrichten. Bekijk de afbeelding. Wat klopt?