Ch.5 E Relative pronouns

Relative pronouns

- Explanation Relative Pronouns
- Relative Pronouns Practice
- Time to work


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Relative pronouns

- Explanation Relative Pronouns
- Relative Pronouns Practice
- Time to work


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How are you?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Relative pronouns
Relative pronouns verbindt zinnen met elkaar of geven extra informatie.
who
whose
which
that

persoon 
iets van iemand/bezittingen
Extra info/dieren/dingen
dieren/dingen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Relative pronouns
1. Who
  •  je gebruikt who bij personen.
  • Voorbeeld:
The boy who works at the restaurant is nice.
The girls, who are best friends, are working together

Slide 4 - Tekstslide

grammatica invullen
Relative pronouns
2. Whose
  •  je gebruikt whose om te zeggen dat iets van iemand is en bij bezittingen.
  • Voorbeeld:
Renate, whose job it is to clean the canteen, was not at work today.
I am looking for the girl whose car is blocking my front door.

Slide 5 - Tekstslide

grammatica invullen
Relative pronouns
3. which of 4. that
  •  je gebruikt which of that bij dieren en dingen.
  • Je gebruikt which als je de extra informatie kan weg laten:
- bijv. The hotel, which is expensive, was close to the beach.
        --> The hotel was close to the beach.             

Slide 6 - Tekstslide

grammatica invullen
Relative pronouns
 4. that
  •  je gebruikt that bij dieren en dingen.
  • Je gebruikt that als je de extra info nodig hebt 
- bijv. The cat that is on the chair is mine.
           The car that was stolen last month was found in a river.
             

Slide 7 - Tekstslide

grammatica invullen
connect the relative pronoun to its rule.
dingen/dieren, extra info kan je weglaten
dingen/dieren, extra info is wel nodig voor de zin
iets van iemand/ bezittingen 
personen
that
which
who
whose

Slide 8 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


The camera, _____ costs £100, was stolen.

A
that
B
which
C
who
D
whose

Slide 9 - Quizvraag

Choose the correct relative pronoun.


This is the cat ______ followed me home.
A
who
B
that
C
which
D
whose

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


That's the girl ______ bike was stolen.
A
which
B
who
C
that
D
whose

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


The man ______ built our house is very smart.
A
which
B
who
C
that
D
whose

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I now understand the relative pronouns.......
A
Easy peasy lemon squeezy
B
Hmm.... I have to practice some more
C
Nope, not at all
D
I have questions about it

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What: do CH 5 E in the planning
How: individual or together with your neighbour 
Help: raise your hand
Time: rest of class
Finished and some time left ?: worksheet/puzzle/study/homework

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies